Eén communicatieprotocol bestaat al sinds de jaren 1960 en wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt vanwege zijn eenvoud en betrouwbaarheid. |
-
Seriële communicatieSeriële communicatie is een eenvoudig protocol voor het doorsturen van data. In zijn eenvoudigste vorm zijn er slechts drie draden nodig voor een bidirectionele communicatie (full duplex): een TX (zenden), een RX (ontvangen) en een massa. De TX is de RX van het ander toestel.Indien de communicatie maar in één richting moet gebeuren zijn twee draden voldoende (simplex verbinding). Dit is bijvoorbeeld het geval als een microprocessor data naar een beeldscherm moet sturen. Het voordeel van deze norm, is dat die al sinds de jaren 1960 gebruikt wordt, en dus algemeen aanvaard wordt. Het is een eenvoudig protocol zonder overhead (in vergelijking met bijvoorbeeld TCP/IP (ethernet), waardoor die door alle mogelijke apparaten gebruikt kan worden. In de jaren 1960 werd de norm voor het eerst gebruikt om electrische schrijfmachines op afstand te sturen via een modem. De communicatie was toen al bidirectioneel, de schijfmachine had een toetsenbord om tekens naar de hoofdcomputer te sturen. Later heeft men computerschermen met keyboard gebruikt, maar dezelfde norm bleef gebruikt. Het VT-100 standaard werd gebruikt voor de communicatie tussen een mainframe en een terminal. Speciale tekens werden voorzien voor de schermopkaak (scherm wissen, cursor positionneren, reverse kleuren, enz), maar de onderliggende communicatie bleef ongewijzigd. Vanaf de jaren 1980 tot in de jaren 2000 werden de computers uitgerust met één of meerdere seriële poorten (COM poorten) om bijvoorbeeld een muis of een externe modem op aan te sluiten. Bepaald eprinters konden ook seriëel aangestuurd worden. Met aangepaste software kon de computer werken als een VT-100 terminal. De COM-poorten werden vanaf de jaren 2000 vervangen door USB poorten die sneller waren. De snelheid van een COM poort was voldoende om teksten door te sturen, maar was te beperkt voor grafische bestanden. Maar microcontrollers, PLC's (speciale computers die in de industrie gebruikt worden om machines te sturen) en andere toepassingen blijven een eenvoudige seriële communicatie gebruiken vanwege de nagenoeg onbestaande overheid. Er is nauwelijks rekenkracht nodig om een seriële communicatie tot stand te brengen.
AansluitingenBij een seriële verbinding volgens de norm RS-232 heeft men een terminal, dat is het apparaat op het einde van de verbinding (meestal een computer of een VT-100 terminal) en een communicatieapparaat zoals een modem. Aan de andere kant van de lijn heeft men opnieuw een modem en een computer (of server). De DTE Data Terminal Equipment is de computer op het einde van de verbinding, de DCE Data Communication Equipment is de modem. De norm zegt niets over de modemverbinding zelf. Het is een hardware norm (terminal en communicatieapparatuur), het is geen software norm (client en server). Voor een normale verbinding gebruikt men een normale (niet gekruiste) kabel, waarbij de aansluitingen een andere funktie hebben volgens het type apparaat. Pen 2 (TxD) is een uitgang op de computer en een ingang op de modem. Pen 3 (RxD) is een ingang op de computer en een uitgang op de modem (de benamingen worden gespecifieerd gezien vanaf de kant van de computer). Om twee computers met elkaar te verbinden moet men een gekruiste kabel gebruiken, vaak null modem genoemd, zodat pen 2 met pen 3 verbonden is, en pen 3 met pen 2. De benaming "null modem" dekt heel goed de lading: de twee modems worden geëlimineerd. We bespreken nu de aansluitingen, waarbij we snel merken dat de connecteor origineel voorzien was om een computer (of een VT-100 terminal) met een modem te verbinden:
Voor een verbinding tussen een microcontroller en een LCD scherm volstaan twee draden: protective ground samen verbonden met signal ground en TxD (aangesloten op RxD op het scherm). Het voorbeeld rechts is de ingang van een LCD scherm. Bij full duplex volstaan er drie verbindingen: massa, TxD en RxD.
SignaalniveausEen "1" wordt aangegeven door een spanning van -3 tot -15V. In rust is de lijn eveneens op deze spanning. Een "0" wordt gekodeerd door een spanning van +3V tot +15V. De zone tussen -3 en +3V is niet gedefinieerd.
Om een byte door te sturen wordt eerst een startbit verzonden, gevolgd door 8 databits en een stopbit. De ontvanger baseert zich op de vastgelegde datasnelheid om de bits te samplen. De transmissiesnelheid is standaard 9600 baud: na de startbit komt de eerste bit toe na 104ms, en zo verder tot aan de stopbit. Indien de twee toestellen niet dezelfde snelheid gebruiken is communicatie onmogelijk want er is geen manier voorzien om de twee apparaten op elkaar te synchroniseren. Naast de stopbit gebruiken bepaalde protocollen ook een pariteitsbit: dit wordt niet in de standaard zelf gespecifieerd. Ook is een andere codering mogelijk dan de ASCII kodering. Mainframes in de jaren 1970 - 1980 gebruikten de EBCDIC codering.
Historische kronkelDe eerste kaartlezers die in de jaren 1990 op de markt kwamen (samen met de eerste digitale fototoestellen) hadden een seriële interface met de computer (de USB poort bestond toen nog niet). Foto's hadden in het beste geval een resolutie van 1024×768 pixels (we vonden dat fantastisch toen) en de bestanden hadden een grootte van gemiddeld 225kB (de routines om de bestanden te comprimeren waren toen nog niet optimaal).De inhoud van een smartmedia kaart van 4MB (goed voor ongeveer 20 foto's) over te brengen naar de computer duurde... een uur (veel langer dan het ontwikkelen van scheikundige foto's). Het is op dit ogenblik dat men besloten heeft dat men een andere soort verbinding nodig had! |
Publicités - Reklame