De computer heeft interface-kaarten om te communiceren met de buitenwereld. Maar om de uitlezing zichtbaar te maken heb je een extra display nodig. De sturing van de apparaten gebeurt met solid state relais. |
-
Remote interface
Vermogensmodules
De benodigde schakelspanning bedraagt 4 tot 10 V die door de computer zelf geleverd wordt. De stroom bedraagt een tiental mA (voldoende om de interne LED van de optocoupler te laten oplichten). De relais schakelen de kleppen en de circulatiepomp (met verschillende vermogens) en geven voeding aan de transfo van de brander. Weet je dat een circulatiepomp continu 75W verbruikt ? terwijl het meestal niet nodig dat die zo snel draait: met een spanning van 60V en een duty cycle van 50% hou ik het volledig huis warm. Ik heb minstens 50V nodig om de pomp te laten aanlopen, maar dan draait ie onnodig snel: vandaar de duty-cycle regeling. Overigens loopt de pomp wèl sneller als er meer warmte nodig is! Het opgenomen vermogen varieert van 6W tot 35W naargelang de warmtevraag. De motorspanning wordt verminderd door een serieschakeling van een condensator van een paar microfarad (deze werkt als verliesvrije weerstand). De twee laagste vermogens worden bereikt door twee verschillende condensatorwaarden, terwijl het hoogste vermogen bereikt wordt door beide condensatoren parallel te gebruiken. Opgelet als je van plan bent te experimenteren met condensatoren: kies condensatoren met een werkspanning van minstens 400V∼ (de wikkeling van de motor werkt als zelfinduktie). Bij bepaalde condensatorwaarden ontstaat er een gevaarlijke situatie (ferroresonantie): de condensator heft de zelfinduktie van de motor op, waardoor er oncontroleerbare stromen gaan lopen (oscillatiekring). Wat nuttig is in een radio (de afstemkring oscilleert op één freqwentie) is dodelijk voor een circulatiepomp. Begin dus met kleine condensatorwaarden te experimenteren (3μF) en laat altijd een voltmeter over de motor. |
Publicités - Reklame