Reeds uitgevoerde werken in de voorbereidende fasenNu gaan we kabels trekken, alle ruimtes voorzien van temperatuursensoren, en de computer deze metingen laten opslaan. |
-
Kabels trekken
U kan zowel lokaal schakelen (relais of opto-triac bij de verbruiker) als centraal (alles in een kast naast de computer). Het voordeel van lokaal te schakelen is dat er geen hoge spanningen gevoerd worden in de kabels. Deze spanningen kunnen de zwakke signalen (temperatuurmeting, funktieschakelaars, leds) storen. Het voordeel van centraal te schakelen is dat alles mooi in een electriciteitskast ingebouwd kan worden. Per ruimte moet er voorzien worden:
Gebruik zoveel mogelijk verschillende soorten kabels en blijf bij je keuze: bijvoorbeeld
|
Meten
En als laatste moet je de buitentemperatuur meten. Een echte buitentemperatuur moet het niet zijn, het mag ook de temperatuur in een onverwarmde ruimte zijn (proviandkamer). Er mogen geen warmtebronnen in de ruimte zijn om geen storing te veroorzaken (auto, maar ook een diepvries in een kleine ruimte). De bedoeling is een correctiewaarde te bekomen. We gaan de boiler namelijk warmer laten worden als het koud buiten is en minder laten opwarmen als het buiten warmer is. Eerst gaan we meten hoe het origineel systeem werkt. De meting laten we een paar dagen lopen zodat we een goed beeld krijgen. Dan gaan we het impulsgedrag van het systeem analyseren. Dit is belangrijk om nadien een goede stabilisatie te bekomen. ImpulsgedragWe bepalen eerst het impulsgedrag van de ketel. Alle radiatoren gesloten, circulatiepomp uitgeschakeld, meetsysteem ingeschakeld, een meting om de 5 seconden. We zetten de brander aan en meten hoeveel tijd er verstrijkt vooraleer de watertemperatuur begint te stijgen. We noteren deze waarde (bijvoorbeeld 35 seconden). Van zodra de watertemperatuur begint te stijgen laten we de branden nog 1 minuut werken. Dan tellen we hoe lang de temperatuur van het water nog verder blijft stijgen (bijvoorbeeld 350 seconden). Nu bepalen we het impulsgedrag van iedere ruimte. We zorgen dat de boiler op een constante temperatuur staat (bijvoorbeeld 60 graden), openen de radiatorkleppen van de ruimte en laten de circulateur draaien gedurende 1 minuut. We noteren hier ook hoe lang het duurt vooraleer de temperatuur meetbaar begint te stijgen, hoe lang de temperatuur stijgt en met hoeveel graden. We herhalen dit voor iedere ruimte dat we willen controleren. Volgende week gaan we deze waarden gebruiken om de temperatuur van de ruimte te voorspellen en gaan we de keteltemperatuur met ons systeem controleren. We gaan dus de (bestaande) ruimtethermometer buiten dienst zetten. |
Publicités - Reklame