Het echosignaal van de radar werd vroeger gewoon weergegeven op een oscilloscoop, vandaar dat men de benamingen A-scope, B-scope enz zal terugvinden bij de beschrijving van de verschillende radarschermen. Het is pas halverwege de tweede wereldoorlog dat men specifieke schermen zal gebruiken.
- A scope
- Dit is de oer-indicator. Horizontaal wordt de tijdbasis aangegeven en vertikaal het antennesignaal. Als er een echo ontvangen wordt, dan ontstaat er een verticale afbuiging (blip). De afstand tot het onderwerp kan geschat worden door de horizontale afstand te meten.
Dit schermtype wordt ook R scope genoemd (range = afstand). Er is geen hoogte (elevatie) en richting (azimuth) indicatie.
In bepaalde installaties uitgerust met een IFF toonde de skoop een tweede spoor met het signaal van de IFF ontvanger (die op een andere frekwentie werkte). Zo kon men het verschil maken tussen vreemde vliegtuigen (een blip maar geen IFF respons) en eigen vliegtuigen (blip + IFF).
- J scope
- De J scope is sterk vergelijkbaar met het A scope, maar gebruikt een circulaire schaal (aan de buitenkant van de ronde oscilloscoopscherm). Zo'n scherm geeft een hogere nauwkeurigheid, want de lengte van het spoor wordt met π vermenigvuldigd. Zo'n indicator gebruikt twee sinusvormige tijdbasissen die 90° ten opzichte van elkaar verschoven zijn. De J scope werd door Manfred von Ardenne ontwikkeld en werd gebruikt in nagenoeg alle duitse radars tijdens de oorlog (afstandsindicatie).
- L scope
- De L scope toont het signaal dat door twee gescheiden dipolen ontvangen wordt. De ene dipool ontvangt het signaal van links, de andere van rechts. Door het verschil in amplitude te meten kan men bepalen of het doel meer naar links of meer naar rechts gelegen is. Men moet dan de antenne of de radiogoniometer verdraaien totdat men even sterke echo's krijgt: dan weet men dat de antenne of de goniometer naar het doel wijst.
Op een L scope wordt er alternerend het signaal van de linker of de rechter dipool getekend. Het scherm wordt meestal 90° gedraaid om beter overeen te komen met de werkelijkheid. De hoogte (positie op de Y-as) geeft de afstand tot het doel aan en de blip die sterker is aan de linkerkant of de recherkant geeft aan dat het doel niet recht vooruit ligt. Dit type radar wordt vooral aan de grond gebruikt, maar soms ook in vliegtuigen. Als de twee blips even sterk waren, dan wist de piloot dat het doel recht vooruit zat.
- B scope
- De B scope is een verbeterde versie van de L scope, het werd pas in gebruik genomen aan het einde van de tweede wereldoorlog. De afstand wordt opnieuw op de Y-as aangegeven, maar de positie van het doel wordt nu door middel van een punt aangegeven, en niet meer door een afwijking van de afbuiging. De radar voert een mechanische sweep van links naar rechts en het doel wordt aangegeven door een lichtpunt. Men moet dus niet meer zelf de radar richten om een even sterke linkse en rechtse puls te bekomen.
Er is hier een tweede scherm nodig om de hoogte van het doelwit aan te geven.
- C scope
- Dit type wordt gebruikt voor de vuurleiding, zowel aan de grond als in vliegtuigen. De radar geeft hier ook met een lichtpunt de positie van het doel aan, maar de hoogte wordt aangegeven op de Y-as en de azimut op de X-as. Het is een aanduiding van het type "bull's eye", het doel ligt vooruit als het lichtpunt op de oorsprong zit. De afstand wordt op een aparte scherm aangegeven.
De radar is uitgerust met een draaiende antenne en het echosignaal wordt electronisch bewerkt. Dit type scherm werd pas gebruikt na de tweede wereldoorlog.
- PPI (plan position indicator)
- Dit type radarscherm komt het meest overeen met wat men van een radarscherm verwacht. De objecten worden aangegeven in een panorama van 360°. Dit radartype wordt bijvoorbeeld door de marine gebruikt om andere schepen te detecteren.
Het beeld dat hier weergegeven wordt is het beeld van een Jagdschloss radar die in de buurt van Berlijn gelegen was. Het geeft de aanval op Berlijn door een 400-tal vliegtuigen weer. De cirkel geeft een afstand van 100km aan. De radarbeelden konden via de telefoonlijn verstuurd worden. Dit was de eerste toepassing van een PPI.
Tegenwoordig is het mogelijk een kaart bovenop het radarbeeld te plaatsen, zodat men niet enkel informatie heeft over de andere vaartuigen in de buurt, maar ook over de toegelaten vaarroutes, de identificatie van de boeien, de kustlijn, enz. De huidige positie kan via verschillende systemen bekomen worden zoals de GPS data.
Hieronder het beeld van een duitse radarinstallatie: men heeft achtereenvolgens een J scope (afstand) en twee L scopes (azimuth en elevatie). Dankzij de radar konden de jachtvliegtuigen ook 's nachts opereren.
Het bereik van een radar aan boord van een vliegtuig was 8km, maar de radars hadden ook een minimumbereik, de tijd die nodig is om de ontvanger weer vrij te geven. In de vliegtuigen van de Luftwaffe was dit 500m, dat is de ruis die aan het begin van de range-beeld te zien is. Vliegtuigen die dichter dan 500 meter vlogen konden niet gedetecteerd worden.
Nagenoeg dezelfde installatie werd aan de grond gebruikt. Rechts zien we een herstelde Wurzburg radarsinstallatie FuMG62 met schotel van 3 meter.
De bediening gebeurt door meerdere mensen, vandaar de vreemde opstelling van de radarschermen (de bedieningspanelen zijn verwijderd). De bedieners moeten manueel de motoren starten en stoppen om de radar zijn doel te laten volgen. Terzelfdertijd werden ook de motoren van de luchtafweerkanonnen bediend. later zal de bediening automatisch gebeuren.
Het bereik van een volgradar was ongeveer 70km, op het scherm kon het bereik ongeschakeld worden tussen 0-40 en 40-80km. In afwezigheid van een signaal werd er een cirkel getekend op de J scope, als er een echo was, dan was dit te zien aan de uitwijking (naar buiten toe) van het signaal.
|