Waterkrachtcentrales in België
Beperkte produktie van groene stroom
Waterkracht
België heeft een beperkt aantal waterkrachtcentrales. De produktie van alle centrales samen is minder dan 1/10 van één schijf van een kerncentrale.
-

-

Waterkrachtcentrale van Ampsin-Neuville

De meeste waterkrachtcentrales zal je aantreffen op de Maas. Er is een voldoende stroming om generatoren aan te drijven. Op het belgisch grondgebied is er een verval van 51 meter (de Schelde heeft een verval van 15 meter in België). Het debiet van de Maas (rood) is ook veel hoger dan het debiet van de Schelde (groen). Het verval van de Schelde is zo beperkt dat de getijden voelbaar zijn tot in Gent, op meer dan honderd kilometer van de monding.

Op de Maas zijn er verschillende sluizen geplaatst, deze zijn meestal uitgerust met turbines om een deel van de energie te recupereren. De sluizen werden gebouwd om het waterpeil constant te houden door het waterdebiet te beperken als er geen regenval is.

Het debiet van de Maas is gemiddeld 300 kubieke meter per seconde, de centrales zijn voorzien om 200m3/s daarvan te gebruiken, zodat de centrales gedurende een groot deel van het jaar stroom kunnen leveren. Bij zeer sterke neerslag kan het debiet oplopen tot 2000m3/s. Het water dat niet gebruikt kan worden in de turbine loopt via een overloop naar de onderste pand.

De foto's rechts zijn die van de waterkrachtcentrale van Ampsin Neuville (gelegen in Andenne). Er zijn 4 horizontale turbines die elk 2.5MW kunnen leveren (goed voor 10MW in totaal). De turbines zijn onder water geplaatst in het gebouw. Er is een draaikolk op de plaats waar het water afgetapt wordt. Op de laatste foto rechts zie je dat niet alle turbines in werking zijn.


Waterkrachtcentrale op de Maas (Ile Monsin)

Het voordeel van waterkrachtcentrales is dat hun productie nagenoeg constant is en zeer goed voorspelbaar. Er wordt hoofdzakelijk electriciteit in de wintermaanden geproduceerd, op het ogenblik dat de vraag groot is. Een waterkrachtcentrale kan ook heel snel in werking gesteld worden om een piek in het verbruik op te vangen. De electriciteitsproductie van een gemiddelde waterkrachtcentrale is in België echter zeer beperkt.

Bij droogte worden de turbines één voor één stilgelegd zodat er geen water verloren gaat en er nog scheepvaart mogelijk is op de Maas. In de zomermaanden kan het debiet nagenoeg stilvallen.

Ook op de Samber zijn er waterkrachtcentrales, hun vermogen is beperkt tot 600kW ten gevolge van het lager debiet van de Samber. De waterkrachtcentrale is doorgaans gekoppeld aan een sluizencomplex zoals in Charleroi (niet ver van de laatste hoogoven).

De totale electriciteitsproductie in Wallonie wordt geschat op een kleine 100MW (1/10 van een schijf van een kerncentrale). Naast de waterkrachtcentrales op de Maas zijn er ook nog kleinere installaties op de Samber en andere zijrivieren van de Maas.

Electriciteitsproductie op kanalen

Kanalen zijn geen natuurlijke waterlopen, en het verval is meestal beperkt. Als het kanaal gebruikt wordt om twee bekkens met elkaar te verbinden zijn de panden in het midden van het kanaal doorgaans hoger gelegen en moet waterverlies beperkt worden.

Het hellend vlak van Ronqières die het bekken van de Maas (de Samber in de buurt van Charleroi) verbind met het bekken van de Schelde (in Antwerpen) heeft ook een kleine electriciteitscentrale, maar de stroomproduktie wordt grotendeels gebruikt voor het bedienen van de scheepsliften. Er mag niet teveel water gebruikt worden, anders zakt het waterpeil te veel om scheepvaart mogelijk te maken.

De scheepslift van Strépy-Thieu maakt ook de verbinding van de Samber met de Schelde, maar de verbinding gebeurt hier in Doornik (Tournai). Er is geen natuurlijke stroming omdat de bovenste panden hoger gelegen zijn dan de Samber en de Schelde. Hier moet regelmatig water opgepompt worden van de Samber naar de hoger gelegen panden, die anders droog zouden komen te staan in de zomer.

Het verval op het Albertkanaal bedraagt 60 meter maar het water van de Maas kan niet afgevoerd worden naar de Schelde, dit zou de scheepvaart op de beneden-Maas onmogelijk maken. België heeft wat dat betreft een overeenkomst met nederland. Als het debiet van de Maas echter voldoende is, kan er electriciteit gewonnen worden. Het debiet is echter beperkt tot 15m3/s. Bij droogte moet het water dat gebruikt word in de sluizen echter opnieuw opgepomt worden naar het bovenste pand, om te vermijden dat het waterpeil daar te laag zou worden. Bij droogte wordt er dus water van de Schelde in Antwerpen opgepomt richting de Maas om verdamping te compenseren.

Andere waterkrachtcentrales

Er is een kleine electriciteitscentrale gekoppeld aan het stuwmeer van de Gileppe. Omdat de stuwmeer vooral bedoeld is als reservoir voor drinkbaar water is de electriciteitsproductie beperkt (overtollig water).

De waterkrachtcentrale van Coo is een buffercentrale voor de kerncentrale van Tihange. Een kerncentrale van het type dat in Tihange gebruikt wordt kan slechts zeer langzaam geregeld worden. Tijdens de daluren wordt het water opgepompt naar een bovengelegen spaarbekken en tijdens de piekuren wordt het water gebruikt om electriciteit te leveren. Deze centrale produceert dus zelf geen electriciteit. De centrale kan in 20 seconden opgestart worden indien nodig.

De waterkrachtcentrale gelegen op de Ile Monsin is de oudste op de Maas en gebruikt generatoren met een vertikale as (gebouwd in de jaren 1950). Deze waterkrachtcentrale heeft drie generatoren die elk 6MW leveren. Ook de centrale van Ivoz-Ramet is gebouwd volgens dit principe.

De andere centrales zijn van het horizontale type (Ampsin-Neuville, Grands-Malades, Andenne en Lixhe op de Maas).

Op kanalen wordt er doorgaans een enorme archimedeschroef gebruikt, die het voordeel heeft dat het water zowel opgepomt kan worden bij droogte en geturbineerd kan worden als er water in overschot is. De traagdraaiende archimedeschroef die volledig onder watet zit heeft ook als voordeel dat er minder vissterfte is.

De getijdencentrales gebruiken de energie die vrijkomt door het niveauverschil tussen eb en vloed. Er is altijd een grote reservoir nodig om als buffer te dienen. De Oosterschelde wordt gebruikt als waterkrachtcentrale, maar de getijden zijn eerder beperkt (4 meter).

De centrales hebben meestal ook een pompfunktie: bij hoog water wordt er nog extra water in het bekken gepomt. Door het klein niveauverschil is er maar een beperkte hoeveelheid energie nodig. Bij laag water speelt de hoeveelheid water die extra gepomt werd echter een grote rol omdat het niveauverschil groot is.

Publicités - Reklame

-