Tweede bezoek aan het hoogovensmuseum in Ijmuiden Ijmuiden
Na meer dan 10 jaar ben ik opnieuw naar het hoogovensmuseum geweest. Mijn vorig bezoek dateerde van juli 2022.
Bij de verwerking van ijzererts is de hoogoven de eerste grote installatie. De hoogoven verwerkt ijzerets onder de vorm van pellets of sinter tot gietijzer (ruwijzer zeggen de nederlanders). Om het erst te reduceren gebruikt men cokes (kooks zeggen de nederlanders). Om een gelijkmatige kwaliteit van het erts te garanderen worden de aangevoerde ertsen in mengvelden gestort, zodat er lange heuvels ontstaan, wel tot 100 meter lang. Als de gewenste hoogte bereikt is worden de ertsten aan één kant afgegraven, zodat men een menging van de verschillende lagen bekomt. Als een nieuw schip zijn lading moet lossen, dan wordt er een nieuw veld aangelegd.
De hoogoven wordt bovenaan gevuld. Vroeger gebruikte men een sassysteem met twee klokken, maar het systeem is vervangen door een ronddraiende verdeler zodat de lagen meer regelmatig gelegd worden in de oven. De oven werkt continu gedurende meer dan 10 jaar.
Lucht dat nodig is voor de verbranding van de cokes wordt eerst opgewarmd in cowpers (windverhitters zeggen de nederlanders). Indien de oventemperatuur te laag wordt kan er steenkoolpoeder en zuurstuf ingespoten worden samen met de verwarmde lucht.
Hoogovengas wordt gefilterd want het bevat veel stofdeeltjes. Een deel van het gas wordt gebruikt als brandstof in de cowpers (men voegt gas van de cokesfabriek en van de staalfavruiek toe om het gas meer energierijk te maken).
Gietijzer en slakken worden onderaan de oven afgetapt, normaal om de 4 uur. De slakken worden in de bouwnijverheid gebruikt.
De cowpers verhitten de lucht die onderaan de hoogovens ingespoten zal worden. Door warme lucht te gebruiken kan men de hoeveelheid cokes verminderen. Een hoogoven heeft 3 of 4 cowpertorens waarvan er twee verwarmd worden (werking op gas) en één zijn warmte afstaat aan de lucht (werking op wind).
Op het ogenblik dat ijzer vloeibaar wordt neemt het koolstof op (uit de cokes) zodat er gietijzer ontstaat. Gietijzer heeft tegenwoordig weinig praktische toepassingen en wordt direct omgezet in staal in de nabijgelegen staalfabriek. Het gietijzer blijft daarbij vloeibaar. Men gebruikt tegenwoordig geen Siemens Martin oven meer want die werkt te traag. Gietijzer wordt in een oxistaal converter gegoten, een lans spuit zuurstof in het mengsel.
De ingespoten zuurstof verbrant het koolstof. De reaktie is sterk exothermisch en de temperatuur loopt op. Om de temperatuur onder controle te houden wordt er vooraf een laag schroot in de converter gelegd. De omzetting van gietijzer tot staat duurt ongeveer 30 minuten.
In bepaalde staalfabrieken wordt er onderaan de converter argon ingespoten om een betere menging te bekomen. Convertergas wordt opgevangen, het bevat grote hoeveelheden brandbaar koolstofmonoxide.
Blokgieten wordt tegenwoordig enkel nog gebruikt voor speciale staalsoorten die niet continu gegoten kunnen worden.
Nog een schematische voorstelling van de hoogoven en aanverwante machines.
De uitleg die hier gegeven wordt is eerder summier: het ijzererts moet eerst voorbehandeld worden, steenkool moet omgezet worden in cokes, tussen de hoogoven en de staalfabriek moet het gietijzer gezuiverd worden en voor het gieten moeten er legeringselementen (zoals mangaan) toegevoegd worden. Deze extra informatie is terug te vinden op de verschillende pagina's van de site.
Aan de ingang van het museum staat het bovenstuk van een oude hoogoven. Er werd toen nog gebruik gemaakt van een dubbele klok die een sas vormt zodat de hoogovengassen de oven niet kunnen verlaten. Om het rendement te verhogen staat de oven onder druk, 2 à 4 bar naargelang de oven.
In het museum is er ook een minder technische gedeelte, met een plattegrond en kleine treinen die rondrijden, aangestuurd door een arduino.
Voor de komst van de fax werd de telex gebruikt als betrouwbaar communicatiemiddel. In tegenstelling met de fax gebruikt de telex een apart telefoonnetwerk, maar het kiezen gebeurt op dezelfde manier. In het begin van de communicatie identificeren beide toestellen zich met elkaar zodat men de identiteit van de correspondent kent.
De Koninklijke hoogovens zijn snel overgestapt op verschillende informaticasystemen en oude spullen die niet meer gebruikt werden werden bewaard. De eerste computers gebruikten ponskaarten en het programma werd op een programmabord gekodeerd. Ieder bord werd voor een specifieke funktie gebruikt: loonadministratie, facturatie,... Als de loonberetenig voorbij was, dan werd het programmabord vervangen, een nieuw stapel ponskaarten werd in de machine gelegd en het systeem werd opnieuw opgestart.
Uiteindelijk is men overgegaan op meer moderne computersystemen, waarbij de gegevens op floppies opgeslagen werden. De eerste diskettes hadden een formaat van 8 duim (203.2mm), dan heeft men kleinere formaten gebruikt: 5 1/4 duim en uiteindelijk 3 1/2 duim.
"Jesus disappeared to become the icon of the saving of humanity, the floppy disappeared to become the icon of saving files"
Om een bit op te slaan heeft men een electronenbuis nodig (bevattende twee triodes) of twee transistoren. Een bit kan ofwel een nul of een één bevatten en is de kleinste data eenheid. Om een binair getal op te slaan had men 40 bits nodig en om een naam en adres op te slaan had men 480 bits nodig. Het aantal electronische componenten werd daardoor veel te groot em men zocht naar alternatieven om gegevens tijdelijk op te slaan.
Een systeem is drumgeheugen (je kan er één vinden in het museum), maar men gebruikte vooral kerngeheugen dat snel, betrouwbaar en een directe toegang mogelijk maakte. Er is een toestel dat de werking van kerngeheugen demonstreert, maar niemand weet hoe die werkt.
Het museum wordt bemand door oudgedienden van de fabriek, samen met familieleden die voor verschillende projecten zorgen.
Het museum werkt ook met scholen om een basispakket technische vakken te toenen: communicerende vaten, druk,...
|
|