De topjaren van Luik
Steenkool en ertsen worden met de trein aangevoerd.
In 2012 ligt de produktie volledig stil. Het terrein is verlaten.
|
---|
De staalnijverheid ontstond in het Luikse voor de onafhankelijkheid van België. De streek had steenkool, ijzererts en een relatief dichte bevolking. In 1821 bouwen de broers Cockerill de eerste hoogoven die op cokes werkt. Dit is een belangrijke troef, want met cokes kan men grotere ovens bouwen, en dus meer produceren. Een paar jaren later wordt John Cokerill de enige eigenaar.
Het is niet enkel John Cockerill die bezig is in de streek, en Victor Hugo die in 1842 in Seraing aanwezig is beschijft het nachtelijke schouwspel van de verschillende ovens langs de Maas. Luik dankt zijn naam van “cité ardente” aan de talrijke ovens langs de Maas.
In 1842 ontstaat de NV. John Cockerill (enkele jaren na zijn dood) en in 1850 zijn de fabrieken de grootste van de wereld. De economie van ons land is de tweede van de wereld, na Engeland. De meeste treinsporen uit de wereld komen uit de fabrieken van Cockerill. Voor de tweede wereldoorlog werkten er meer dan 10.000 mensen in de fabrieken van Cockerill, die zware motoren, locomotieven, stalen constructies en ander materiaal bouwden.
Na de tweede wereldoorlog beginnen de samensmeltingen van bedrijven en de naamsveranderingen. Bij de samenvloeingen van bedrijven die gelijkaardige produkten leveren wordt er altijd gekozen de meest produktieve site te behouden. Zo is het lappendeken van Luik ontstaan, met een hoogoven links, een staalfabriek 22 km verder, een sinterfabriek een paar kilometer verder. Ongeveer 200.000 mensen leven direct of indirect van de staalnijverheid.
- Cockerill smelt samen met de site van Ougrée en wordt Cockerill-Ougrée (1955)
- Samensmelting met les Forges de la Providence (Charleroi) en nieuwe naam: Cockerill-Providence (1966)
La Providence zal een paar jaren later weer afgestoten worden.
- Na nog een paar samensmeltingen heten de fabrieken gewoon Cockerill (1970)
- De volledige staalindustrie uit Wallonië komt in één bedrijf: Cockerill-Sambre (1981)
Maar we kennen de eerste economische crisis, een gevolg van de stijging van de aardolieprijzen en de energieprijzen in het algemeen. De oliecrisis gebeurde in 1973 (remember de autoloze zondagen en electriciteitscentrales die stilgelegd werden in Engeland), maar de effekten waren voelbaar tot meer dan 10 jaar later. De scheepswerven van Cockerill Yards in Hoboken moeten sluiten in 1982 en Cockerill Sambre was nagenoeg failliet. Het wordt overgenomen door de Belgische staat, en later door Wallonië. Jean Gandois komt aan het roer van Cockerill Sambre.
- Samensmelting met het franse Usinor (1998)
- Samensmelting met Arcelor (2002)
- Opname in Mittal Steel (2006)
Van het oorspronkelijke Cockerill Sambre blijven er enkel nog een paar (niet-werkende) hoogovens over, een cokesfabriek (draait goed) en een beetje staalnijverheid.
De hoogovens kunnen nog zo rendabel werken (en vaak zijn deze oude hoogovens waar er geen investeringen meer gedaan worden zeer rendabel), de aanvoer van grondstoffen via binnenschepen maken de continentale hoogovens onrendabel in vergelijking met hoogovens die aan zee gelegen zijn.
Het aantal producenten is fors gedaald: naast Mittal Steel hebben we Tata Steel (eigenaar van de Koninklijke Hoogovens, die in 1999 overgenomen zijn door het Engelse Corus Steel, Corus Steel is dan in 2007 overgenomen door Tata Steel). Dit is vergelijkbaak met andere bedrijfstakken: als je waspoeder koopt, dan heb je ook maar een paar producenten. Maandag maken de fabrieken Dash, dinsdag Ariel, woensdag Bonux, donderdag Tide en met de restjes geurstoffen maken ze de vrijdag parfum...
|