Als je deze tekst leest, dan bestaan de Forges de Clabecq niet meer. Niet alleen gaat er een stuk van onze geschiedenis verloren, maar ook een prachtige lokatie. Een uniek stuk industrieële archeologie tot puin en schroot vermalen. In Duisburg hebben ze een hele site van een hoogoven volledig gerestaureerd, in België moet alles plat.
Gisteren 7 uur 's morgens op de radio: “Bois Sauvage gaat de geschiedenis in...” Ah! Bois Sauvage...! De bekende belgische industriële groep. Nog niet goed wakker, begin ik te dromen... Les Fours Lecocq (cokesovens), verschillende steenkoolmijnen, chemische bedrijven,... Als er zoveel dikke villa's in België zijn, dan is dat te danken aan grote on... Maar wat heeft Bois Sauvage te maken met de tour de France? Ah! het ging over Boasson Hagen. Brood en spelen, hamburgers en kermiskoersen. pfff. Ik zal maar verder slapen zeker. Nothing to be seen here. |
-
Forges de Clabecq
De Forges de Clabecq waren ideaal gelegen in het midden van België (de afnemer van de staalprodukten). Na de tweede wereldoorlog was er veel staal nodig voor de heropbouw. De Forges hadden een eigen cokesfabriek in Vilvoorde en konden beschikken over de eerste continue staalgieterij van het land. De topjaren van de FdC situeren zich rond 1972, dus juist voor de petroleumcrisis en de daaropvolgende algemene economische crisis. Met de sluiting van de scheepswerven van Cockerill Yards (Hoboken) in 1982 verdween er plots een zeer grote staalafnemer. De ligging werd minder interessant, omdat zowel het ijzererts als de steenkool uit het buitenland aangevoerd moesten worden. Sidmar werd door de Waalse vakbondsman André Renard aangezien als “de guillotine van Wallonië” en hij had geen ongelijk. Sidmar, dat trouwens gebouwd werd met de steun van Cockerill was relatief dicht bij de zee gelegen en beschikte over de meest moderne apparatuur. De staalnijverheid gebruikt heel zware apparatuur die lang moet meegaan: starten met een schone lei en nieuwe machines zoals in Sidmar is van groot belang. Sidmar specialiseerde zich vanaf het begin in het marksegment van de staalplaten, daar waar nog geld te verdienen is (auto-assemblage). In een zeer concurentieële markt spelen kleine verschillen zoals een betere ligging een grote rol. In een markt met weinig producenten zorgde de faling van de Forges ervoor dat de andere producenten ademruimte kregen en opnieuw rendabel konden werken. Doot het wegvallen van de produktie van de Forges steeg de prijs van de brammen lichtjes, en dat was voldoende om de andere producenten uit het rood te halen (de brammen zijn de halffabrikaten (staalplakken) van de hoogoven en staalfabriek). De walserij produceerde algemene staalprodukten: staaldraad van verschillende diameter (draadwerk voor hekken, betondraad,...), profielen, rails, staalplaat voor de industrie (traanplaat). Dit zijn standaard produkten zonder grote toegevoegde waarde. De concurrentie is keihard. De ene zijn dood is de andere zijn brood. In dit opzicht begrijpt men beter waarom de andere producenten geen zin hadden om de Forges over te nemen: de markt was gesatureerd. Jean Gandois (baas van concurrent Cockerill Sambre) aanstellen als “expert” was eigenlijk belachelijk. Tegenwoordig maakt men eenzelfde situatie mee: de hoogovens van La Providence in Charleroi liggen stil, en ze opnieuw opstarten zou de prijs van de brammen teveel doen dalen. Cockerill Sambre (later overgenomen door Usinor, dan Arcelor die op zijn beurt opgeslorpt werd door Mittal Steel) hoopt in het geniep dat La Providence (eigenaar: Duferco) failliet zou gaan, want het wegvallen van een potentieële producent zou de prijs van de brammen opnieuw doen stijgen. Ondertussen heeft Duferco besloten La Providence niet meer op te starten. De Forges de Clabecq waren een familiale onderneming tot in 1995 (famille Goffin), dan is de waalse regering hoofdaandeelhouder geworden. Grote industriële groepen (in die tijd was dat Cockerill Sambre) hebben altijd hun neus opgehaald voor de Forges, die verouderd waren en geen aanwinst konden betekenen voor hun groep. De Forges hadden een uitgebreide gamma aan staalprodukten, maar blonken in niets uit. lange tijd waren de Forges gespecialiseerd in Thomasstaal (fosforhoudend), terwijl de andere producenten reeds op hematietstaal overgeschakeld waren. De Forges zijn failliet gegaan in 1996. De faling werd voorafgegaan door een aantal wilde stakingen (aangevoerd door Roberto D'Orazio) die de ondergang nog versneld hebben. Geen enkele bank wou nog geld investeren in een fabriek waarvan een deel van het personeel constant in staking was. De curator was Alain Zenner, die er een gebroken neus aan zal overhouden. Na de faling werden de terreinen en de installaties overgenomen door Duferco. Het is een heel spijtige zaak dat de Forges afgebroken worden. Tussen 1950 en 1970 was België de 9de staalproducent ter wereld (en honderd jaar eerder was België zelfs de tweede producent na Engeland!). Het is niet enkel een stuk historisch erfgoed dat verloren gaat, een stuk industrieële archeologie, maar ook een mijlpaal (de opgang en ondergang van de zware industrie, maar de hoogovens zijn ook van ver te zien). En een kunstwerk van het menselijk vernuft. Al die leidingen die allemaal een funktie hebben (en voordien ook allemaal een specifieke kleur): aanvoer van water, van zuurstof, perslucht, argon. Gelukkig dat Duisburg zijn hoogovens geklasserd heeft (en er zelfs een gratis museum van gemaakt heeft), anders was dit stuk geschiedenis verloren gegaan. Als laatste foto: een blad gevonden in de buurt van HF6 (de laatste die in gebruik is gebleven), daterend van april 2001. |
Publicités - Reklame