<>
Koeltoren
Servers » Foto's » Hoogovens » Wallonië
-

-


De cokesfabriek van Charleroi. Deze is met de grond gelijk gemaakt. De bodem is zeer sterk vervuild en het is moeilijk delen van de fabriek te selecteren om die te bewaren. Wat zou men eigenlijk moeten bewaren?


HF4 van Charleroi na de sluiting. Een paar jaren later blijft er niets meer van de installaties. De site kan niet meer opnieuw gestart worden.


HFb in Seraing, volledig met de grond gelijk gemaakt.

Wallonie was tot aan de eerste wereldoorlog de tweede staalproducent van de wereld. Maar veel interesse om iets uit die periode te bewaren is er niet, zeker niet in Luik.

Een paar maanden na de definitieve sluiting van de hoogoven van Ougrée, een deelgemeente van Luik, gaan de koperdieven aan het werk. Het is niet mogelijk dat de diefstallen hebben kunnen plaatsvinden zonder medeweten van de uitbaters. De hele site was immers nog aangesloten op het electriciteitsnet en er was bewaking. De koperen koelblokken aan de buitenkant van de oven wegen honderden kilo's en kunnen niet zomaar meegenomen worden. De koelstaven die in de oven zitten wegen nog meer, en kunnen enkel verwijderd worden via de vulmond van de oven, er moeten dus kranen gebruikt worden om de staven uit de oven te halen.

Zoals overal in België is het verboden, maar met een kleine bijdrage wordt alles mogelijk.

De bedoeling van deze aktiviteiten is voor de dieven natuurlijk om zoveel mogelijk koper en staal weg te halen, maar ook de eigenaars hebben daar baat bij: ze willen af van de hoogovens en willen daar in de plaats woonblokken neerpoten, want daarmee valt veel te verdienen. De eigenaars hebben al hun modus operandi getoont in de Forges de Clabecq: eerst alles langzaam afbreken zonder dat het teveel opvalt. Als de grote HF6 dan afgebroken wordt, is er vanzelfsprekend geen interesse meer om de rest van de site te behouden en worden de overgebleven stukken ook opgeruimd, namelijk een geclasseerde watertoren en een kleiner hoogoven (HF2) met een uniek laadsysteem, die wel geclasseerd ging worden.

Alles afbreken is van in het begin de bedoeling geweest van de eigenaars van het terrein, maar dat werd natuurlijk nooit vlakaf gezegd. De afbraak gebeurt in het geniep, liefst met illegale ploegen die officieel niets te maken hebben met de fabriek. Als alles zodanig beschadigd is dat de hele site niet meer te redden valt, dan grijpt de fabriek in en breekt de rest af. Veel reaktie van de bevolking is er dan niet meer te verwachten, want alle kroonjuwelen zijn immers al verdwenen of onherstelbaar beschadigd.

De hoogoven van Seraing is met de grond gelijk gemaakt zonder dat er veel reaktie kwam van de apathische omwonenden. Het is een verpauperde buurt, en ik denk dat de promotoren moeilijk hun luxe-apparementen zullen kunnen verkopen in die buurt. Een gesloten garage uit de buurt heeft nog Lada's in de etalage staan. Het feit dat er weinig reaktie komt is te begrijpen: als er bespaard moet worden, dan zijn het altijd de werknemers die het gelag betalen. Voor hen is een hoogoven maar een vuile, lelijke, ongezonde fabriek geweest. De mensen zijn nu op pensioen of leven van een uitkering (30% werkloosheid in Seraing). Veel animo is er nooit geweest om iets te redden.

In Ougrée, aan de andere kant van de stad (niet ver van het stadium van Standard) staat de hoogoven nog recht, maar voor hoe lang nog. Men wou ooit la Maison de la Métallurgie et de l'Industrie in onder brengen (het museum zit nu in zeer oude en slecht onderhouden gebouwen). Maar toen men het kostenplaatje zag, werden de plannen snel opgeborgen. Hier ook wordt dezelfde werkwijze als in Clabecq gevolgd: langzaam stukken afbreken en wachten tot het geheel zo gevaarlijk wordt dat een redding niet meer mogelijk is. De laatste plannen zijn: een drone over het terrein laten vliegen om alles in kaart te brengen, en dan alles afbreken. Alsof men met die foto's de installaties opnieuw zou bouwen.

Het is zo dat de koperdieven redelijk vrij spel hebben, maar urbexfotografen worden weggejaagd, want dat zijn de vrijanden. Dat zijn de mensen die de site willen redden, die artikels in de kranten publiceren, die contacten zoeken met universiteitsprofessoren en politiekers, die buurtcomités oprichten, enz. Sinds een paar jaar neem ik mijn dure fototoestel nier meer mee als ik op exploratie ga, maar gebruik ik m'n smartphone. Een gekende fotograaf werd bestolen in de staalfabriek van Chertal. Niet door de koperdieven, maar door het "bewakingspersonneel" dat ter plaatse logeerde. De site is omgeven door een prikkeldraad met anti-inbraakmessen. Wordt er een gat in de omheining gemaakt, dan wordt die binnen de week hersteld. Niet om de dieven buiten te houden, maar de fotografen. Als je met tien ton koper de site verlaat, dan doe je dat door de hoofdpoort, niet door een gat in de omheining. Een ton koper brengt tegenwoordig 4000€ op. Een tekening moet ik niet maken, zeker?

En dan merkt men plots dat de hoogoven zonder zijn metalen beschermplaten onstabiel is geworden, dat de overgebleven leidingen gevaarlijk doorbuigen, dat de loodsen zonder hun machines waardeloos zijn. Men kan evengoed de boel volledig afbreken, en dat was de bedoeling van de eigenaars vanaf de dag van de sluiting, wat ze ook mogen vertellen.

Het wordt moeilijker in Charleroi, want daar is er een buurtcomité aktief. Maar zonder steun van de politiek gebeurt er niets, en hier speelt ook het kostenplaatje een rol. Het terrein saneren en veilig stellen zou teveel geld kosten, en Charleroi is reeds één van de meest arme gemeenten uit het land. Er is wel goodwill maar geen geld.

Toen de hoogoven van Charleroi stilgelegd werd, was dit één van de meest moderne van Europa (de hoogoven kreeg pas een groot onderhoud). Bij de bevolking leefde toen nog de gedachte dat de hoogoven ooit weer opgestart zou worden. Tegenwoordig is de hele site een hoop brol. Duferco die eigenaar is van zowel het terrein van Clabecq als van Charleroi heeft al ervaring in het in het geniep afbreken van historisch waardevolle installaties. Hier hebben ze gewoon gemeld dat ze de volledig afbraak gestart hebben begin 2019, want de overheid heeft geen concrete plannen kunnen voorleggen. Ze doen het zelf niet meer in het geniep. De hoogoven van Charleroi had de meeste kansen om gered te orden (burger-initiatieven, enkele politieke mandatarissen die zich voor de zaak interesseren), maar helaas, hier ook is de afbraak al zo ver gevorderd dat een restauratie bijna niet meer mogelijk is.

Het is toch spijtig dat er geen historisch besef leeft in Wallonië. Het kan hen allemaal niet schelen. Wat de walen van de geschiedenis van België overhouden, dat zijn de franse koningen, de slag van Waterloo, Godfried van Bouillon misschien, maar zeker Asterix.

De weinige initiatieven die er bestaan om het industrieel patrimonium te redden hebben een chronisch tekort aan geldmiddelen om te overleven. De geslaagde initiatieven zijn op één hand te tellen: Blégny-mine (steelkoolmijn in het Luikse), Bois du Cazier (steenkoolmijn in Charleroi), een museum over de staalnijverheid en de industrie in Luik, de historische scheepsliften op het centrumkanaal, het huis van de drukkerij in Thuin, de... neen, dat was het allemaal.

Vive les hauts-fourneaux !

Vers la reconnaissance du patrimoine sidérurgique de Wallonie

Het is in dat opzicht dat er een boek uitgegeven werd over de hoogovens in Wallonie. Zelfs in een boek over de hoogovens is men niet zeker wat men van de industriele sites gaat doen. In plaats van te kijken naar de geslaagde initiatieven zoals Duisburg en Volklingen, blijft men maar aanmodderen en klagen dat men geen geld heeft om maar iets te doen.

Dichter bij huis is een geslaagde reconversie te vinden in C-Mine. Maar is Vlaanderen is men niet blijven wachten tot alles instort, maar heeft men het heft in handen genomen. C-Mine is zoals Duisburg en Volklingen een zeer levendige buurt geworden. De (dure) restauratie is al lang terugbetaald door de inkomsten uit de verschillende bedrijven op de site, terwijl de toegang gratis is (Duisburg en C-Mine). Dankzij de inkomsten kan men extra personeel in dienst nemen voor het onderhoud, maar er is ook een overheersende goodwil en veel vrijwilligers. Goodwil en vrijwilligers, dat mag je vergeten in Seraing (maar niet in Charleroi, waar de mentaliteit bij de mensen volledig verschillend is).

De schrijvers weten niet wat gedaan, terwijl het voor een geïnteresseerde buitenstaander toch evident is: restaureer de hoogoven van Charleroi (zeker), en eventueel die van Luik (die een zeer goede lokatie tegenover het voetbalveld van Standard heeft). Eenmaal de hoogoven afgebroken is het te laat om te klagen.

Het boek is slecht geschreven, het is onduidelijk wat de schrijvers zelf willen. Ze zijn niet tot een akkoord gekomen en zijn blijven bekvechten tot in de redaktiezaal. Het boek leest als het programma van de regering: veel loze beloften, lange volzinnen om de leegheid van het programma te verbergen, geld uitgeven dat er niet is, een beetje zout en een beetje peper om alle politieke partijen tevreden te stellen, maar zeker geen concrete plannen.

Ze hebben het over Roberto D'Orazio en de Forges de Clabecq, enkele lijnen verder hebben ze het over de huidige toestand van de installaties van Charleroi, om dan over te schakelen op William Cockerill (de papa van John), die de mechanisatie (en de industrieele revolutie) naar Verviers gebracht heeft, Marc Doigny (die niets gedaan heeft voor het vaderland, behalve zware taksen en belastingen betaald heeft).

Het boek heeft ook maar een oplage van 2000 stuks, terwijl er jaarlijks meer bezoekers de pagina's over de hoogovens op deze site bezoeken.

Publicités - Reklame

-