-
Een geslaagde reconversie
Wallonië beschikte over steenkoolmijnen tussen Luik en de Borinage (streek tussen Mons en Charleroi). Nadat ze uitgeput geraakten hebben de producenten steenkool uit Limburg gehaald. De steenkoolmijnen van Limburg waren eigenlijk eigendom van Cockerill of andere waalse bedrijven die steenkool absoluut nodig hadden. Nadat ook de Limburgse steenkoolmijnen uitgeput geraakten, heeft men steenkool uit het buitenland moeten importeren, wat de geografische ligging midden in het land ongustig maakte.
Foto rechts: De streek van Lotharingen is rijk aan ijzererts (minette lorraine). De naam van de grootste industrie-groep in die tijd was “Terres Rouges”: dit is ook de kleur van de bodem door de grote hoeveelheid ijzererts. Terres Rouges zal later overgaan in Arbed. Nu maakt het deel uit van Mittal. Het ijzererts uit Lotharingen bevat fosfor, waardoor men eerst niets kon aanvangen met het erts. Fosfor gaat over in het gietijzer en uiteindelijk in het staal, maar maakt het bekomen staal breekbaar. Oorspronkelijk was het niet mogelijk het fosfor te verwijderen. Enkel de Thomas-convertor kon fosforhoudend gietijzer zuiveren (einde 19e eeuw). Tegenwoordig geeft men nog altijd de voorkeur aan ertsen zonder fosfor, die gemakkelijker (en dus goedkoper) te behandelen zijn. De "minette lorraine" bevat een relatief laag percentage ijzer (ongeveer 30%). Dit is een lage waarde in vergelijking met bepaalde geïmporteerde ertsen. Men heeft meer cokes nodig om de ertsen te verhitten. De prijzen van de brandstoffen stegen met de petroleumcrisis eind jaren '70. Het werd interessanter geïmporteerde ertsen te gebruiken, die meer ijzer bevatten en vrij zijn van fosfor. De mijnen werden één voor één gesloten, terwijl ze nog niet uitgeput waren. De hoogovens konden niet concurreren met installaties die aan zee gelegen zijn (Duinkerke en in mindere mate Sidmar in Gent).
Foto rechts: De installaties van Esch sur Alzette in Groothertogdom Luxembourg strekken zich uit over meerdere hectares en bevatten installaties voor de behandeling van de grondstoffen, een aantal hoogovens, een cokesfabriek en een electriciteitscentrale die op hoogovengas werkte. Twee van de hoogovens zijn bewaard gebleven en worden in het landschap geïntegreerd. Ook gebouwen zoals de compressorzaal zijn bewaard. Delen van de oorspronkelijke gebouwen (de enorme silo's) zijn in de nieuwbouw aanwezig. Dit wordt een nieuwe cité met een universiteit, appartementsgebouwen, kleine fabrieken en laboratoria. De staatnemen evoceren de geschiedenis van de streek: Avenue des sidérurgistes, Avenue des Hauts Fourneaux. De luxemburgers hebben hun historisch verleden niet vergeten: proficiat! Op dit ogenblik (mei 2012) is één van de hoogovens gedeeltelijk in plastiek ingepakt om het asbest veilig te kunnen verwijderen. De ventilatorzaal (halle des soufflantes) kan blijkbaar ook bezocht worden en de cokesfabriek bestaat ook nog (deze wordt eveneens niet meer gebruikt).
Foto rechts: Bij deze hoogoven hoorde ook een electriciteitscentrale ("centrale thermique") die twee kilometer verder gebouwd werd. Deze centrale draaide op hoogovengas en leverde de nodige elektriciteit voor de hoogovens. Men kon er ook stookolie verbranden als de produktie van hoogovengas ontoereikend was. Toen de hoogovens buiten gebruik werden gesteld had de electriciteitscentrale geen bestaansreden meer: de centrale kan onmogelijk rendabel werken op stookolie. Het is de bedoeling dat deze centrale in het najaar 2012 afgebroken wordt: men is al begonnen met de terreinen op te ruimen. Er zijn talrijke hangjongeren in de centrale en bijhorende installaties. De volgende foto's zijn genomen in de electriciteitscentrale. Er werden ook fotoshoots in Esch sur Alzette gehouden. |
Publicités - Reklame