De cokesfabriek zorgt voor een aanvoer van brandstof voor de hoogoven.
De smederij gebruikt eigenlijk cokes als brandstof. Enkel cokes kan bij verbranding een voldoende hoge temperatuur bereiken. De oven wordt aangevuld met steenkool, die door de hitte omgezet wordt in cokes dichtbij de haard. |
-
Cokesfabriek
De eerste brandstof en reductor voor hoogovens was houtskool. Houtskool ontstaat door sterke verwarming van hout in gesloten vaten. Uiteindelijk blijft er bijna zuivere koolstof over. Houtskool heeft echter een aantal nadelen:
Gelukkig zijn deze storende stoffen vluchtig. Door een droge destillatie in een cokesfabriek bekomt men aan één kant de cokes (ook kooks geschreven) en aan de andere kant verschillende soorten gassen, die in de industrie gebruikt kunnen worden. Vanwege deze wisselwerking met de chemische industrie worden cokesfabrieken vaak in industrie-gebieden gebouwd. Cokesgas is goed brandbaar. Tijdens de tweede wereldoorlog werden een aantal auto's uitgerust met gasflessen die gevuld waren met cokesgas onder druk. Een andere manier was de zogenaamde “gazogène”, een soort gasfabriek die de nodige brandbare gassen produceerde door middel van een ketel die op het dak gemonteerd was. Echt praktisch was dit niet, maar dat was de enige manier voor de particulier om zich te verplaatsen, want benzine was er niet. Duitsland had geen aardolie en moest zijn benzine zelf maken op basis van steenkool (Fischer-Tropsch proces). Dit was een complex en weinig efficient procédé, maar het was de enige manier om aan vloeibare brandstof te geraken. Benzine was enkel beschikbaar voor de strijdkrachten. Na de tweede oorlog had het land grote hoeveelheden staal nodig, en dus ook grote hoeveelheden cokes. De gassen die vrijkwamen werden gezuiverd en in gazometers opgeslagen om naar de particuliere verbruikers gestuurd te worden (stadsgas). Het werd gebruikt om te koken (voor de verwarming gebruikte men toen vooral steenkool). Stadsgas is giftig omdat het koolstofmonoxyde bevat en het werd vanaf de jaren 1960 vervangen door aardgas voor huishoudelijk gebruik. Men gebruikte bij voorkeur vette kolen die veel gas produceren. Alle grote steden zoals Brussel werden omringd door cokesfabrieken en gazometers: stadsgas werd toen aangezien als een luxe. Toen men overschakelde op het veiligere aardgas hadden de stinkende cokesfabrieken in en rond de stad geen nut meer. Cokesfabrieken gebruiken nu speciale steenkool die zo zuiver mogelijk is, zodat er weinig verontreinigingen in het gietijzer terecht komen. Een cokesoven bestaat uit een aantal schachten die gevuld worden met steenkool. De steenkool blijft ongeveer 20 uur in de oven, dan worden de schachten één voor één geledigd en opnieuw gevuld met steenkool om een continue werking mogelijk te maken. Een opvallende fase bij de productie van cokes is het “blussen” van de hete cokes na de destillatie. Er ontstaat een enorme rookpluim dat tot ver te zien is. De schachten zijn afgesloten van de lucht om verbranding van de cokes tegen te gaan. Bij het lossen en opnieuw vullen van de schachten slaat met twee of drie schachten over, zodat de oventemperatuur constant blijft en er geen koude plekken ontstaan. Carcoke (Société carolorégienne de cokéfaction) met vestigingen in Zeebrugge, Marly (Brussel) en Tertre was de bekendste onafhankelijke producent van cokes in België. Tegenwoordig worden enkel nog cokes geproduceerd in bedrijven gekoppeld aan hoogovens. Bij de sluiting van een cokesfabriek moet de grond gesaneerd worden. Steenkool bevat niet zoveel schadelijke stoffen, maar een cokesfabriek behandelt een enorme hoeveelheid steenkool, en de schadelijke stoffen stapelen zich op. Een kenmerk van cokesfabrieken is dat ze continu moeten blijven draaien. Het stillegen van de productieeenheid (en dus de afkoeling van de wanden) kan de oven onherstelbaar beschadigen.
Op de voorlaatste foto zie je de cokesfabriek van Duinkerke. Na behandeling moeten de roodgloeiende cokes afegkoeld worden (ze zouden anders blijven branden in de lucht). Dit gebeurt in blustoren waar water op de cokes gespoten wordt. Laatste foto: de gloeiende cokes worden uit de oven gehaald en vallen in de cokes car die ze naar de blustoren zal brengen (Cokesfabriek van Anderlues, afgebroken). Petcokes (residu van de destillatie van aardolie) worden doorgaans niet gebruikt in hoogovens wegens de verontreinigingen. Laatste afbeelding: uitsnede van een cokesfabriek met aanduiding van de elementen:
Foto's van de cokesfabriek van Charleroi (2016). Het is de bedoeling dat alle gebouwen op dit terrein van Carsid/Duferco afgebroken worden en dat de terreinen gesaneerd worden. |
Publicités - Reklame