Entre les années 1950 et 1970, la Belgique était le 9me producteur d'acier au monde. Avec la disparition des gros consommateurs d'acier locaux (chantiels navals, chaines de montage,...) les hauts fourneaux ont été mis à l'arrêt les uns après les autres, pour sombrer dans l'oubli, et malheureusement aussi être abattus. Il est donc normal que "haut fourneau" rime avec "site urbex" (urban exploration, la visite et la photographie d'anciens sites industriels).

Il y a plusieurs raisons à l'intérêt que je porte aux hauts-fourneaux: tout d'abord, ils forment la base de la sidérurgie, la première étape de la fabrication du fer et de l'acier. Ensuite, leur forme caractéristique se voit de loin, un atout pour le photographe à la recherche d'endroits pour un shooting. Les superstructures d'un haut fourneau forment un élément marquant du paysage. Et finalement, dans notre société post-industrialisée, les hauts-fourneaux sont un des témoins de notre mémoire industrielle.

C'est la faillite retentissante des Forges de Clabecq qui a attiré mon attention sur les hauts fourneaux. Les installations sont resté pratiquement 10 ans dans le même état qu'à la ferméture de l'usine (avec des papiers et des schémas électriques sur les tables des électriciens). Maintenant, hélas, il ne reste pratiquement plus rien de notre patrimoine industriel.

Continuez en français.

Comme toujours lors de mes visites d'endroits urbex, j'ai respecté la devise des photographes:

Tussen de jaren 1950 en 1970 was België de 9de staalproducent van de wereld. Met het wegvallen van grote lokale afnemers (scheepswerven, zoals de Scheepswerven van Cockerill Yards in Hoboken en assemblage) werden ook een aantal hoogovens stilgelegd. Het is dan maar normaal dat hoogovens geassocieerd worden met urbex sites (vervallen industriële sites die bezocht en gefotografeerd worden). Deze stille getuigen van de industriële geschiedenis van België worden helaas ook afgebroken.

Een aantal redenen kunnen mijn interesse in hoogovens verklaren: ze zijn de basis van de staalnijverheid. Zonder hoogovens was er nooit een industrieële revolutie geweest. Hun kenmerkende vorm is van ver zichtbaar, een pluspunt voor de fotograaf op zoek naar urbex lokaties. De elementen van een hoogoven zijn bepalend voor het landschap. En als laatste zijn de hoogovens een getuige van onze industrieële verleden.

De sluiting van de Forges en de wilde stakingen hebben mijn interesse gewekt voor de hoogovens. Na de tweede sluiting bleef de hele site nagenoeg 10 jaar onaangeroerd zoals op de laatste werkdag, met nog schemas en agenda's op de tafels van de electriciens. Nu is bijna alles van het industrieel patrimonium van België afgebroken. België lijdt aan amnesie.

Lees verder in het nederlands.

Bij het bezoeken van urbex sites blijf ik trouw aan het motto van de urbexfotografen:

« Si les atouts ou les habillages esthétiques restent possibles jusqu'à un certain degré pour les autres constructions industrielles massives, la chaleur, la pression et le dégagement de gaz des hauts-fourneaux les excluent. Leurs différents éléments restent visibles de l'extérieur. D'un point de vue anatomique, le haut-fourneau est donc semblable à un écorché. La forme est donnée par les organes internes, les vaisseaux, le squelette... Les paysages urbains de Pittsburgh, Birmingham, Charleroi, Longwy et Duisburg sont dominés par leurs hauts-fourneaux tout comme les cités médiévales l'étaient par leurs cathédrales. »

Ik heb het boek van Bernd en Hilla Becher gekocht. Zij hebben hoogovens en andere industrie-site gefotografeerd op een zo objectief mogelijke manier. Alle foto's zijn met een betrokken hehel genomen om schaduwen te vermijden. Een paar van de hoogovens waren toen al buiten gebruik gesteld, men zou dus de Bechers kunnen associeren met de urbex-fotografen.

Het is dankzij het werk van deze fotografen dat men heeft ingezien dat er schoonheid in deze constructies schuilt. Maar dit heeft de afbraak van de hoogovens niet kunnen beletten en de foto's hebben nu een historisch karakter.

Je viens d'acheter le livre de Bernd Becher et Hilla Becher consacré aux hauts fourneaux. Ils ont photographié de la façon la plus objective possible les hauts fourneaux (mais également de nombreux sites industriels) en utilisant un appareil à plaque grand format et un téléobjectif pour limiter aux maximum les déformations de perspective. Les photos sont toutes prises sous un ciel gris pour éviter les ombres.

C'est grâce à leur travail qu'on a reconnu le caractère esthétique de nombreuses constructions. Malheureusement, cela ne suffit pas à empècher leur destruction et pratiquement toutes les installations photographiées sont abattues.

In oude boeken komt de staalnijverheid vaak aan bod. De staalnijverheid was zeer belangrijk voor de economie en verschafte werk aan duizenden werknemers per productie-eenheid (om nog niet te spreken van de afgeleide produkten en de onderaannemers die bijna uitsluitend leefden van de contracten met de staalproducenten.

On parle souvent de la sidérurgie dans les anciens livres. La sidérurgie était extrèmement importante pour le développement industriel de l'Europe. Chaque site de production fournissait du travail à des milliers de travailleurs. De nombreux sous-traitants subsistaient exclusivement par leurs contracts avec les producteurs d'acier.

Mais je m'interesse tout autant à la technologie actuelle qu'aux techniques historiques. La construction et le fonctionnement des hauts fourneaux n'ont pas vraiment changé depuis 1950. Si on a arrêté d'anciens fourneaux, ce n'est pas parce qu'ils sont moins productifs, mais parce que leur emplacement loin de la mer les rend moins rentables. Transporter du minérai par péniche coûte cher et le marché est très compétitif.

On est passé à des fours plus grands pour augmenter le rendement (moins de pertes de chaleur), on a injecté de la poussière de charbon au niveau des tuyères pour mieux pouvoir contrôler la température du four et on enrichit parfois les vents chauds en oxygène, mais autrement, rien n'a vraiment changé.

Par contre les aciéries ont fortement évolué: du four à réverbère au convertisseur Bessemer et Thomas, du four Siemens-Martin au convertisseur à oxygène. L'affinage de l'acier s'est fortement perfectionné et c'est dans ce secteur qu'on trouve le plus d'innovations.

De huidige hoogovens zijn niet veel verschillend van de historische hoogovens, en als ze uit gebruik worden genomen, is het niet omdat ze minder presteren, maar omdat hun lokatie in het binnenland ze niet meer rendabel maakt. De aanvoer van gronstoffen en cokes met binnenschepen is veel te duur en er is een chronische overcapaciteit met het wegvallen van grote staalgebruikers.

De hoogovens zijn wel groter geworden, daardoor kon het rendement stijgen (minder warmteverliezen), men spuit steenkoolpoeder aan de inspuitmonden om de oventemperatuur beter te kunnen regelen en met verrijkt soms de ingeblazen hete lucht met zuurstof, maar eigenlijk is er niet veel veranderd in de laatste 50 jaar.

De staalproductie is wel moderner geworden: van de puddeloven tot de Bessemer en Thomas convertor, van de Siemens-Martin vlamoven tot de moderne oxystaalfabriek. De processen om staal te zuiveren zijn verder geëvolueerd in de loop der jaren.