1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
|
---|
Na een bezoek aan Beringen die mij eigenlijk teleurgesteld had, ben ik naar Winterslag getrokken. Beringen wordt gepromoot als de referentiesite van de Kempense Steenkoolmijnen, met een eigen museum, bla-bla-bla. Toen ik aankwam zag ik een enorme bouwsite (ze zijn al bezig sinds 2011, dacht ik). Het museum was beperkt tot een paar tentoonstellingszalen met affiches en een nagebouwde ondergrondse mijngalerie. De nagebootste galerie gaf echt niet aan hoe groot een steenkoolmijn eigenlijk was: gemiddeld waren er honderd kilometer aan ondergrondse gangen! Op het einde kon je zelfs afdalen in één mijn en weer boven komen in een andere mijn.
Ik ging dus naar Winterlag met een klein hartje. Wat zou ik daar zien? Op de website was er nauwelijks iets te lezen over de steenkoolmijn, enkel een virtueel bezoek. Wel veel bedrijven in de zogenaamde creative sector (vandaar de nieuwe naam “C”-Mine). Dit loopt slecht af, dacht ik.
Maar ik kon in de buurt parkeren, en de parking was zelfs totaal gratis. Probeer maar ergens een parkeerplaats te vinden in Oostende, je betaalt gemakkelijk een paar euro's per uur. Gemakkelijk betalen met de smartphone, maar je merkt niet dat de euro's van je rekening vliegen! Een uurtje parkeren kost je meer dan een uur shoppen in de duurste boetieks. Na zovele jaren socialistisch bestuur in Oostende is de kassa leeg en moeten ze wel het geld ergens vinden. Liever de toeristen monsterbedragen voor een parkeerplaats laten betalen dan de opdecimen weer eens optrekken.
We beginnen met een algemeen plan van de site. Er zijn natuurlijk een paar gebouwen afgebroken, maar de belangrijkste gebouwen zijn overeind gebleven: de twee schachttorens, natuurlijk, maar ook de machinezaal die uit verschillende delen bestaat. In de energiezaal staan er nog een aantal turbines en alternatoren.
Het vroegere energiegebouw bevat onder andere de ophaalmachines die de liften in beweging brengen. Ook de bijhorende machines (Ward-Leonard opstelling) zijn intact gebleven. Dit is wel enig, want Ward Leonard machines zijn echt een zeldzaamheid.
Een tweede plan geeft aan wat er nu van de steenkoolmijn geworden is.
De steenkoolmijn van Winterslag
De ontginning gebeurde als eerste in de Kempen in Winterslag omdat de steenkoollagen gemakkelijker te bereiken waren. De lagen drifzand die op de andere plaatsen wel aanwezig waren, ontbraken hier. Dit was de enige limburgse site die steenkool ophaalde tijdens de eerste wereldoorlog.
De schachtbokken werden in 1914 en 1916 gebouwd. De oudste van de schachtbokken werd in 1963 vervangen, waarbij men ook overstapte van wagonnetjes die in opeenvolgende liftkooien werden geplaatst naar een skipsysteem, waarbij 15 ton steenkool in één keer naar de oppervlakte werd gehaald. Schachtbok II bleef in gebruik voor het personeel en het materiaal.
De ontvangstgebouw (recette) werd vervangen door een transportband die de steenkool naar de wasserij bracht. Schachtbok 2 heeft nog een deel van het ontvangstgebouw (die beschadigd werd na grondverzakkingen).
Afbeelding 1
De tweede schachtbok met een deel van het ontvangstgebouw.
Afbeelding 2
Een aantal machines en gereedschappen is bewaard gebleven in de nieuwe site.
Afbeelding 3
De reserve ventilator van de mijn. De ventilator trok constant lucht uit de mijn via één van de schachten (die bovenaan afgesloten was met een Breyre klep die enkel open ging om de lift te laten passeren). De verbinding van de ventilator met de mijnschacht gebeurde op 7m diepte. Door de onderdruk werd er lucht in de mijn gezogen via de andere schacht. Sluisdeuren en ondergrondse ventilatoren zorgden ervoor dat vers lucht overal in de mijn stroomde.
Afbeelding 4
De buis van de luchtafvoer is een paar meter breed. Een grote luchtafvoer is nodig want de schacht is de enige verbinding van de mijn met de buitenwereld. Omdergronds waren er ongeveer 100km galerijen, verschillende werkplaatsen, zware waterpompen en dergelijke meer. Om de mensen naar de ontginningsplaats te brengen en het steenkool af te voeren waren er zelfs ondergrondse treinen.
Afbeelding 5 - 7
De electriciteitscentrale is gelukkig gedeeltelijk bewaard gebleven. Een steenkoolmijn had enorm veel energie nodig: voor de luchtventilatoren, voor de waterpompen, voor de liftinstallatie, voor de kolenwasserij. Ongeveer 10% van de opgehaalde steenkool werd in de centrale zelf gebruikt.
De zaal wordt nu gebruikt voor verschillende aktiviteiten (foto's eind 2016: een soort kerstmarkt met kleine standjes). Het is beter de grote electriteistcentrale voor dergelijke aktiviteiten te gebruiken, dan om die te laten verkommeren. De originele inrichting is prachtig en is gelukkig bewaard gebleven (de typische trappen en de ô zo mooie vloeren). Een beetje vreemd dat een machine van Brown Boveri gebruikt wordt om versieringen op te hangen, maar ik heb daar geen bezwaar.
Afbeelding 8
Tegen de muur wordt er een film geprojecteerd met een overzicht van de mijn (C-Mine expedition). Het is niet meer mogelijk de mijn te bezoeken (die ligt veel te diep is is al lang onder water gelopen). Er is ook geen reconstructie, maar wel een virtuele tour met 3D brilletje. Moet ik eens proberen als ik wat tijd heb. Bij het parcours hoort ook achteraf een bezoek tot bovenaan de schachttoren.
Afbeelding 9 - 12
Nice dat er twee ophaalmachines bewaard zijn gebleven. Deze kunnen gratis bezocht worden als de gebouwen open zijn. Er lopen talrijke fotografen rond. De ophaalmachines werken op gelijkstroom, dit was toen de enige manier om een zeer progressieve werking mogelijk te maken..
De uitsnede in het gebouw langs waar de kabels naar de schachtbok liepen is er nog steeds, maar er is een raam voorzien.
De ophaalmachine gebruikt een Koepe schijf die direct aan de motor gekoppeld is. De omwentelingssnelheid van de schijf bedroeg 46 toeren per minuut, en zorgde ervoor dat de kooien aan 20 meters per seconde bewogen (72km/u). Bij personenvervoer werd de snelheid beperkt tot 9 meters per seconde. Een dergelijke hoge snelheid is nodig omdat de galerijen zich op ongeveer 700 meder de grond bevinden. Met het optrekken en afremmen duurde een ritje ongeveer een minuut.
Ook het "huisje" van de machinist is bewaard gebleven. De positie van de liftkooien kon afgelezen worden op een kolom. De twee liftkooien bewogen simultaan, aangedreven door één enkele machine (de andere kooi fungeerde als het ware als tegengewicht). De exacte positie van de kooi werd aangegeven met witte strepen op de kabel. Als de streep zich op een bepaalde hoogte bevond op de schijf, dan was de kooi op de juiste hoogte in de schacht. De aanduiding op de kolom was niet nauwkeurig en hield geen rekening met mogelijke rek op de kabel.
Om het gewicht van de kabel te compenseren (die woog meer dan 100 ton) liep de kabel verder onder de kooi en verbond de ene kooi met de andere. Het gewicht dat beide kabels moesten dragen bleef zo redelijk constant, dit is een voorwaarde om het Koepe systeem goed te laten werken.
We zien ook de aanduiders voor stroom en spanning, zodat het snel te zien is als de motoren overbelast worden. Aan zulke hoge snelheid speelde zelfs de luchtweerstand een rol!
Naast de kolom is er een snelheidsindicator verbonden met een recorder, zodat er altijd een historiek beschikbaar is.
De communicatie gebeurde hoofdzakelijk met belsignalen. Dit systeem werd in gebruik genomen bij de eerste mijnen in Wallonië en is verder in gebruik gebleven. De normale commando's konden zo gegeven worden: tussen de verschillende galerijen en de machinist, maar ook tussen het ontvangstgebouw (gelijkvloers) en de machinist. Telefoonlijnen waren er ook voorzien, maar die werden niet gebruikt bij de dagelijkse liftbediening.
Afbeelding 13 - 14
In de zaal naast de ophaalmachines staan de Ward-Leonard motoren die voor de soepele aandrijving zorgen. In deze zaal zijn er ook hulpmotoren als de Ward-Leonard machine onderhouden moest worden. De hulpmotoren lieten toe dat de liftkooi toch gebruikt kon worden, zij het aan een lagere snelheid. De Ward-Leonard machine draait constant en heeft koolborstels die regelmatig vervangen moeten worden.
Deze zaal wordt blijkbaar ook gebruikt voor een tentoonstelling over ???stoelen??? Coppée se retournerait dans sa tombe! Ik heb daar geen bezwaar tegen, als de zalen maar nuttig gebruikt worden, maar een stoelententoonstelling (zelfs al zijn ze design), dat gaat de belgische economie niet redden.
Naast generatoren, motoren, pompen, leidingen moeten er ook zekeringen zijn. Deze automatische zekering heeft een vertraagde werking bij overbelasting (thermische zekering met bi-metaal) en een snelle werking bij kortsluiting (electromagneet). De vertraging kon ingesteld worden met een regelbare weerstand (overbelasting) en een veer (kortsluiting). Niet veel verschil met de huidige automaten.
De zalen zijn goed ingericht, met extra informatie. Over de steenkoolmijn zelf is er redelijk weinig informatie, maar je kan altijd boeken kopen over het onderwerp aan het onthaal.
Afbeelding 15
In de kempense steenkoolmijnen zal je regelmatig dezelfde namen tegenkomen: Evence Coppée (voor de steenkoolmijnmijn in Winterslag), André Dumont en Guillaume Lambert (twee geologen die inzagen dat er waarschijnlijk steenkool in Limburg was en proefboringen lieten uitvoeren), Anton Raky (die een systeem bedacht om de schachten te boren door de bodem te bevriezen), enz. Coppée kreeg de titel van baron voor bewezen diensten, maar ik vraag mij af hoeveel mijnwerkers baron of graaf geworden zijn.
De gebouwen zijn gelukkig beschermd.
De steenkoolmijnen werden slecht bekeken door de katolieke kerk, die toen nog zeer sterk was in den Limburg. Er werden vlug een paar kerken en standbeelden van heiligen opgericht. Zonder de medewerking van de kerk (de lokale mafia, zeg maar), kon je niets gedaan krijgen.
En uiteindelijk werd het toch een mooie namiddag. Alles viel eigenlijk goed mee, ik had erger verwacht. Zelfs de architectuur van de plaatselijke Aldi past in 't geheel.
Het boek “Mijnerfgoed in Limburg” bevat een kaart van iedere exploitatie met een aanduiding welke gebouwen nog bewaard zijn gebleven. Dit boek is ook te koop aan het onthaal in Beringen.
|