Hoofdindex » Pictures » België » Divers » Blégny-Mine
Blégny-Mine
Steenkoolmijnnabij Luik
Fotografie
-

-

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

De oude steenkoolmijn van Blégny-Mine nabij Luik is geclasseerd als werelderfgoed. Het is één van de vier belangrijkste mijnsites van Wallonië. Een kenmerkend eigenschap van deze mijn is dat bepaalde mijngangen toegankelijk zijn en deel uitmaken van het geleid bezoek.

Foto hierboven: machines die gebruikt worden in de mijn.

Geschiedenis van de mijn

De mijn is gelegen in een mijnbekken dat loopt van Luik tot in de Kempen (en zich zelfs verder uitstrekt in Nederland). Er is steenkool tot op een diepte van 530m en er zijn 8 verdiepingen in de mijn. De steenkoollagen van deze mijn kunnen zeer schuin lopen en hebben een beperkte diepte, waardoor mechanische ontginning hier niet mogelijk is.

De steenkoolmijnen in de Kempen (Kempische Steenkoolmijnen) zijn dieper gelegen, maar de lagen zijn dikker en ligen horizontaal, waardoor een mechanische ontginning mogelijk is. Het is vetkolen die gebruikt wordt in de industrie (in cokesovens om cokesgas en cokes te maken). De steenkoolmijn van Blégny levert voornamelijk anthraciet dat gebruikt wordt door de huishoudens omdat anthraciet heel zuiver is en relatief weinig roet produceert.

Foto 1: Puits Marie
De steenkoollagen beginnen op een kleine diepte onder de toplaag. De Puits Marie wordt als eerste in gebruik genomen en de schacht zal gedurende de eerste mijnuitbating gebruikt worden. Puits numéro 1 (die in feite de tweede schacht is) wordt in gebruik genomen in het interbellum en de produktie zal snel stijgen.

Bij de aanvang van de tweede wereldoorlog wordt de machinetoren van puits numéro 1 vernietigd om te vermijden dat de duitsers de toren zouden gebruiken als uitkijktoren. Gedurende de tweede wereldoorlog zal er een beperkte exploitatie zijn vanaf de Puits Marie. Al tijdens de tweede wereldoorlog wordt begonnen met de herstellingswerken van puits numéro 1, maar de werken zijn pas klaar na de oorlog. De maximale productie wordt in 1970 bereikt.

In tegenstelling met le Bois du Cazier waar er twee schachtblokken gebruikt worden (met de machinekamer op grondniveau) staat hier de machinekamer boven de toren. Er wordt gebruik gemaakt van een koepesysteem in plaats van twee gekoppelde poelies zoals tot nu toe het geval was. Met een koepesysteem is de aandrijfsnelheid van de kooien constant, wat niet het geval is met gekoppelde poelies. De gemiddelde snelheid van de kooien kan dus opgevoerd worden, wat interessant is omdat de kooien tot op een diepte van meer dan 500m moeten gaan. Met een koepesysteem is het echter niet mogelijk de twee kooien los te koppelen. Als een kooi komt vast te zitten, dan moet een noodlier gebruikt worden.

Foto 2: Lier om de wagentjes met afval naar de terril te sturen.
Het sorteren gebeurt ter plaatse en het afval wordt op een terril (steenberg) gestort. Het sorteren gebeurt in verschillende stappen: manuele sortering, scheiding door flotatie en sortering door zeven. Steenkool heeft een lagere densiteit dan water en blijft bovendrijven terwijl de stenen op de bodem vallen. Om de best mogelijke scheiding te bekomen (densiteit) wordt magnetiet aan het water gevoegd.

Photo 3: Achille Charbon
Het is het einde van de tweede wereldoorlog. Men heeft veel steenkool nodig voor de wederopbouw. De electriciteitscentrales konden slechts enkele dagen per week draaien wegens steenkooltekort en de huishoudens hebben slechts minderwaardig steenkool of bruinkool.

Om mijnwerkers aan te trekken worden specifieke wetten gestemd: mijnwerkers zijn vrijgesteld van legerdienst, mogen vroeger op pensioen en mogen gratis met het openbaar vervoer reizen. Maar dat zal niet genoeg zijn en de staat maakt een beroep op arbeiders uit vreemde landen: eerst uit Italië, na de mijnramp van Marcinelle (en het ontbinden van het contract tussen België en Italië) vooral uit Turkijë.

Maar men gebruikt meer en meer petroleumprodukten die goedkoper zijn, terwijl mijnbouw steeds duurder en duurder wordt omdat de beste steenkoollagen uitgeput geraken en men steeds verder en dieper moet graven. De steenkoolmijn van Blégny is de laatste mijn die in Wallonië gesloten zal worden, maar nog voor de effektieve sluiting werd besloten de mijn in te richten als een museum.

Het mijnmuseum

In Blégny zijn er verschillende machines afkomstig van de Kempense Steenkoolmijnen, want de site werd direct na de sluiting omgebouwd tot museum. Bij de sluiting van de verschillende mijnen in de Kempen werd er niet aan gedacht er een museum van te maken, waardoor de machines dan maar naar Blégny vervoerd werden. De ontginning in de Kempen gebeurde op grote diepte (ongeveer 1000m) en de mijnen liepen snel vol met water bij de sluiting. De schachten werden daarom volgestort en enkel een gedenkteken geeft de plaats aan van de schacht.

Foto 4: noodlier
Dit is een noodlier die eruit ziet zoals de noodlier die beschikbaar was in le Bois du Cazier bij de mijnramp. De noodlier in Cazier werd aangedreven door stoom en men moest de druk opbouwen vooraleer de lier gebruikt kon worden. Een aantal van die lieren zijn daarom aagepast geweest om met perslucht te werken. De meeste uitbatingen hadden een eigen electriciteitscentrale (natuurlijk met steenkool gestookt) en de stoom kon daarom gebruikt worden voor de noodlier, maar echt praktisch was dit niet. De meeste noodlieren waren uiteindelijk electrische lieren.

De bezoeken worden geleid door ex-mijnwerkers (wat een reconversie!). De bezoeken zijn mogelijk zowel in het frans als in het nederlands. Voor een bezoek met een nederlandse gids wordt er gewerkt met een mijnwerker uit de Kempische Steenkoolmijnen. In tegenstelling met professionele gidsen merkt je heel goed dat zij zeer goed op de hoogte zijn en alle vragen kunnen beantwoorden.

Voor het bedienen van de machines onder de grond werd er voornamelijk perslucht gebruikt. De persluchtinstallaties zijn nog steeds in gebruik en de verschillende machines zijn nog in werkende staat. Zo merk je snel dat de meeste mijnwerkers uiteindelijk gehoorproblemen kregen vanwege het hels lawaai in de mijn.

De steenberg kan bezocht worden, er is een wandelpad aangelegd. Verschillende toeristische attracties zijn voorzien: kinderspeelplein, minigolf, en natuurlijk niet te vergeten restaurant.

Fotos 6 à 8: sorteren en wassen van de kolen
De wagentjes komen naar boven via de lift en worden in de omkeerkooi (7) geplaatst. Het kolen en gruis valt op een transportband.

Het kolen en de stenen komen op de manuele sortering (8). Hier werkten de kinderen en de vrouwen.

Foto 9: zicht vanop de steenberg

De galerijen liggen op grote diepte en zijn zeer lang. Om voldoende vermogen te hebben op het einde van de mijn wordt de electriciteit aangevoerd op hoogspanning (3000V) om in de mijn zelf omlaag getransformeerd te worden. De transformatoren, schakelaars en machines moesten mijnveilig zijn (de electrische contacten waar eventueel vonken kunnen optreden moeten volledig afgesloten zijn van de buitenlucht).

Foto 10: rollend materiaal afkomstig van de Kempische Steenkoolmijnen
Bij de sluiting van de verschillende Kempense steenkoolmijnen werden ondergrondse machines naar Blégny verplaatst, dat toen al een museum was. De limburgse mijnen werden ongeveer 10 jaar na Blégny gesloten (behalve Zwartberg, dat reeds dicht ging in de jaren '60). Bij de sluiting van Zwartberg en de naakte ontslagen zijn er zware rellen ontstaan.

De uitbating in de Kempische steenkoolmijnen was meer machinaal en de galerijen strekten zich uit op een tiental kilometer. Er was een miniatuurtram in de galerijen om de mijnwerkers naar hun werkplaats te brengen. Dit was ook het geval voor de nederlandse steenkoolmijnen.

Men heeft locomotieven met perslucht gebruikt, maar ook electrisch aangedreven locomotieven (met stroomafnemer) en diesellocomotieven.

Volgende foto's:

  • Zicht vanaf de steenberg. Wat blijft er over? Voetbal, helaas...
  • Blégny-Mine maakt deel uit van de “European Route of Industrial Heritage” (ERIH)
  • De steenkoolmijn is gelegen ten noorden van een zeer bekende steenkoolmijn, Hasard de Cheratte.

Publicités - Reklame

-