Hoofdindex » Pictures » België » Divers » Kempense steenkoolmijnen » Steenkoolmuseum Beringen
Beringen - mijn
Steenkoolmuseum van Beringen
Fotografie
-

-

TODI

Plein hoofdingang van de mijn

Terril

Trilband

Lift indicatie

Ontstekers met vertraging

Plannetje van de steenkoolmijn

Entrée principale


Het eerste deel van het artikel handelt over de steenkoolmijn van Beringen (de andere steenkoolmijnen van de Kempen worden ook vermeld). Hier bespreken we de huidige situatie van de site.

Mijnmuseum van Beringen

Het mijnmuseum is gelegen in het gebouw van de sociale dienst, links naast het controlegebouw. Een mijngalerij is in de kelder nagebouwd.

Er zijn een paar zalen in gebruik op één verdiep. Voornamelijk affiches en foto's, geen machines (er zijn wel een paar machines in de kelder). Het is niet om affiches te bekijken dat je een mijnmuseum gaat bezoeken. Het museum is heel beperkt, zeker dat er geen andere musea over de Kempense steenkoolmijnen zijn. Er zijn meer Kempense machines te zien in Blegny-Mine in Wallonië (en ze zijn beter onderhouden).

Dit is echt ondermaats voor een museum die een voorbeeldfunktie zou moeten vervullen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het museum geen deel uitmaakt van het werelderfgoed van de UNESCO (in Wallonië zijn er niet minder dan 4 sites ingeschreven in het patrimonium van de Unesco).

In de kelder is een mijngalerij nagebouwd. Er zijn een paar installaties, een persluchtlokomotief en een liftkooi. De mijnvoorzieningen zijn er ook: de lopende band (met trilplaat in plaats van een band). De meeste machines worden met perslucht aangedreven en dit is ook het geval voor de verlichting.

Wat ontbreekt is een inzicht in de enorme ondergrondse afmetingen van de mijn: de arbeiders moesten tot 10km afleggen om tot de plaats van ontginning te geraken. Een mijn kon gemakkelijk een hondertal kilometer aan galerijen hebben (het boren van extra schachten werd niet gedaan wegens veel te duur).

Het ventilatorengebouw is in zeer slechte staat (er er is niets meer aanwezig van de originele machines). Maar dit is nog niets in vergelijking met de kolenwasserij die al in vergevorderde staat van ontbinding was in 2009 toen ik eens de site bezocht. Er waren toen nog geen hekken en met een beetje fysisch aandringen raakte je wel overal binnen (maar het was er echt gevaarlijk omdat de stalen vloeren bijna volledig doorgeroest waren).

De magazijnen en de werkplaatsen zijn nu in gebruik door andere bedrijven die niets te maken hebben met de mijn. Dit is zeker geen probleem voor mij, dit zorgt tenminste voor werkgelegenheid.

Nadat de mijnen gesloten werden rees de vraag wat er met de terreinen ging gebeuren. Het waren geen natuurlijke gebieden meer, je kon er om het even wat mee doen. Er zijn subsidies gegeven voor de reconversie en een klein gedeelte heeft inderdaad gediend om een nieuwe bestemming aan de gebouwen te geven (veel geld is in de dieppe pockets van de tussenpersonen en politiekers verdwenen). Alle sites hebben een nieuwe bestemming gekregen, het enige wat ze gemeen hebben, is dat er geen steenkool meer ontgonnen wordt.

In 2011 werden er subsidies voorzien voor de renovatie van de kolenwasserij van Beringen, het gedeelte in het midden van de site die in zeer slechte staat is. Meer dan 6 jaren later (2017) is er nog niets concreet gerealiseerd, in tegendeel. Zalen die vroeger bereikbaar waren zijn nu afgesloten.

Men heeft ook opgemerkt dat er iets gedaan kon worden met de opvallende koeltorens, maar hier zijn de werken nog niet begonnen. Het is de bedoeling om een soort klimparcours te maken. Positief feit: de torens zijn er nog!

TODI is een duikcentrum opgericht in oktober 2016 in één van de torens van de kolenwasserij. Duiken wordt steeds meer populair, maar er zijn maar weinig geschikte duikplaatsen.

Er is een weerspiegeling van de terril en de kolenwasserij in de foto 2 en 3. Dit was niet voorzien, maar het effekt is niet mis.

Wat duidelijk minder is, is de bedenkelijke staat van de weinige machines die op het pleintje staan. Het zijn meer roesthopen dan machines, en het is dan natuurlijk dat die volgetagd worden. In Blégny-Mine zijn er veel meer machines te zien, en die zijn niet beschadigd. Hoe vreemd het ook mag zijn: er zijn meer Kempense machines in het waalse Blégny dan in het museum van Beringen!

Een lokomotief voor bovengrondse dienst (wat er nog van overblijft) wordt gebruikt om er een plakaat voor appartementen aan te hangen. Foei! Iedere keer dat een politikus geld nodig heeft, dan laat hij appartementen bouwen. Brengt lekker veel op, allemaal in 't zwart...

In Oostende worden er overal appartementsgebouwen neergepoot op plaatsen waar er vroeger bossen en weiden waren. De appartementsgebouwen staan ver weg van het stadscentrum (bijvoorbeeld de oosteroever), ver weg van winkels, ver weg van de scholen, ver weg van alles. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er een stroom van auto's op gang komt, want openbaar vervoer is er niet. De lokale wegen zijn niet voorzien op de toestroom van talrijke auto's en er is file aan de kruispunten van 8 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds.

Ook in Beringen zijn er woonblokken voorzien, de oppervalkte is zelfs groter dan de oppervlakte van de oorspronkelijke mijngebouwen. Wat gaan al die bewoners doen? Voor iedere woonblok die neergepoot wordt zou er een plaatselijke onderneming moeten opgericht worden om werk te voorzien voor de bewoners (het zijn niet allemaal gepensioneerden die in dergelijke woonblokken leven). Voor mijn part: geen werkgelegenheid in de buurt, geen bouwvergunning voor woonblokken!

Er is ook een winkelcentrum met enkele grootwarenhuizen. Men moet zich goed realiseren dat een winkelcentrum zoals we die nu kennen verleden tijd is. Er is meer en meer tegenkanting tegen de bouw van nog meer winkelcentra. De trend, dat zijn winkels in de buurt van de woonwijken, geen losstaande winkelcentra die enkel met den auto bereikbaar zijn. Binnen enkele jaren zal benzine nog duurder worden, en ook rekeningrijden zal ingevoerd worden voor de auto's. Dan zal men beseffen (maar een beetje te laat) dat winkelcentra niet meer van deze tijd zijn.

De steenkoolmijn heeft twee terrils (steenbergen), één in de nabijheid van de ontginning die gebruikt werd tot aan de tweede wereldoorlog, en de tweede een beetje verder. De eerste terril is omgebouwd tot speelplein met een aantal speeltuigen die verboden zijn wegens te gevaarlijk. Er zijn houten palen in de bodem gestoken, de reden is mij onbekend. Ik weet enkel dat er houten balken gebruikt werden in de mijn.

De tweede steenberg groeide trager aan omdat de stenen opnieuw in de mijn gebruikt werden als opvulmateriaal.


Telefooncentrale

Er waren meerdere telefooncentrales in de mijn. De mijn van Beringen was totaal niet vergelijkbaar met de mijn van le Bois du Cazier waar er maar één lijn beschikbaar was tussen de galerij en de begane grond. De telefooncentrales waren manueel bediend en er was dus een operateur nodig om een verbinding tot stand te brengen (in sommige gevallen zelfs twee operatoren: één in de centrale beneden en één in de centrale boven).

Met de telefooncentrale kon een toestel verbonden worden met één van de beschikbare lijnen. Er waren meerdere kleine centrales op de verschillende galerijen, maar ook een grote centrale die meerdere lijnen met de begane grond had. De foto van de grote ondergrondse centrale staat op de eerste pagina.

Het tot stand brengen van een verbinding was niet eenvoudig. De ondergrondse gebruiker werd eerst verbonden met de ondergrondse centrale. Een oproep kon gericht zijn aan een andere post beneden of een bovengrondse post. Indien het een verbinding met een ondergrondse post betrof kon de verbinding direct gelegd worden. Bij een verbinding met de bovengrond moest er eerst een vrije lijn gevonden worden. Er werd dan een verbinding aangegaan met de bovencentrale en dan pas kon de verbinding tussen de twee correspondenten plaatsvinden.

Voor de meest courante verbindingen was er een kleine centrale die de belangrijkste ondergrondse posten met de belangrijkste bovenposten verbond (dit is de groene centrale).

De indicatiepaneel van de liften is ook beschikbaar. De liften dienen om goederen naar de mijn te brengen (ondersteunigsmateriaal, opvulmateriaal, machines), om grondstoffen op te halen en om mensen te vervoeren.

De lift bereikte een snelheid van meer dan 100km/u. Dit was ook nodig want de galerijen bevonden zich op meer dan een km onder de grond. Een normale lift zou er 10 minuten over doen om de galerijen te bereiken! Als er mensen in de kooi zijn wordt de snelheid beperkt tot 50% maar er is altijd een zeer sterke wind aanwezig rond de kooien. De geforceerde ventilatie van de mijn gebeurde immers ook via dezelfde mijnschachten. De lift moet nauwkeurig bediend worden zodat de wagonnetjes in de kooien geladen kunnen worden.

Om het werk van de mijnwerkers te verlichten begint de ontginning met een kleine explosie zodat de steenkool los komt. De brokstukken moeten dan enkel nog op de wagentjes geladen worden. Het realiseren van een explosie is precisiewerk, want een te zware explosie kan een instorting veroorzaken. Men gebruikt daarom kleine ladingen die concentrisch na elkaar ontploffen en zo een drukgolf produceren.

In het museum kan men ook een maquette van de mijn terugvinden. Waarschijnlijk om toch één van de zalen vol te krijgen. Vanf de terril heb je in ieder geval een veel beter zicht op de mijngebouwen.

En dat is het ongeveer, wat je van een mijnbezoek mag verwachten. De giodsen zijn echter allemaal oude mijnwerkers die heelwat meer weten dat de baliebediende die maar verder bleef klappen met een autochtoon terwijl er een klant stond te wachten om ene ticket te kopen (ik dus).

Water is zeer belangrijk in de mijn. Continu moet de mijn leeggepompt worden, maar water wordt ook gebruikt in de electrische centrale. En uiteindelijk wordt het water ook gebruikt om de steenkool van de stenen te scheiden: steenkool is lichter en blijft drijven, terwijl de stenden op de bodem zakken. Deze installaties zijn zeer uitgebreid op d emijn van Beringen.


Schachtbok

De schachtbok bedient 4 liftkooien via vier poelies. De kabels lopen naar een nabijgelegen gebouw waar de aandrijving gebeurt. De meeste steenkoolmijnen hebben twee liftkooien per schacht, hier zijn het er vier, waardoor de produktie dubbel zo hoog kan zijn (en dit verklaart ook waarom de kolenwasserij zo groot is).

De bediening gebeurt met een Koepe schijf en niet meer met trommels waarop de kabels opgerold worden. De boven- en onderkabels en de kooien hebben een zodanig gewicht dat de kabel niet kan slippen op de schijf. Dankzij de onderkabel is het gewicht van beide liften altijd in evenwicht. Een nadeel van een Koepe schijf is dat de twee liften niet meer los bediend kunnen worden.

In tegenstelling met Blégny staan de aandrijfmachines op grondniveau in aparte gebouwen (in Blégny staat de machine bovenaan de schachtbok).

Rechts een paar foto's genomen vanaf de terril. De wasinstallaties zijn in bedenkelijke staat, alle ruiten zijn gebroken, terwijl dit nog niet het geval was bij mijn bezoek in 2009. Een deel van de cité is ook te zien met bijbehorende moskee.

Het bezoek is geen success te noemen. Ik hou er een gevoel van nep, van fake, van toeristenval over. Reconversie is nuttig, maar als er na 6 jaar nog niets is gebeurd, dan vraag je je wel af waar al dat geld verdwenen is. Geen enkel technisch gebouw kan bezocht worden. Zelfs het bord "Société des charbonnages de Beeringen" is fake! Toen werd er nooit een bord aan de gevel geplaatst maar werd de tekst in steen gehouwen.

De weinigen machines die op het pleintje opgesteld staan zijn goed voor de schroothoop. Er zater twee half opgevreten pizza's tussen de wielen. Geen visie, niets gerealiseerd (behalde woonblokken).

Ik veronderstel dat je reeds de eerste pagina over de steenkoolmijn van Beringen hebt gelezen. In 2009 heb ik ook een fotoshoot in Beringen gehouden, maar vergeet het maar dat je dit opnieuw zou kunnen doen: alles is afgesloten.

Publicités - Reklame

-