Hoe werden toestellen in de jaren 1950 hersteld? Eén van de eerste apparaten die en electronicus koopt is een gestabiliseerde voeding (en een soldeerbout). Maar in die tijd hadden we enkel buizen, en die werken met hoogspanning. De voeding moet dus een hoogspanningsvoeding zijn.
De voeding kan tot 330V gelijkspanning leveren met een stroom van 150mA, een vermogen van 50W. In de praktijk kan de voeding zelfs 250mA leveren, zelfs na 30 jaren in de kast gezeten te hebben. Daarmee kan men een radio (50mA), een platenspeler (40mA) of een versterker van 20W testen. De voeding heeft ook twee 6.3V wisselspanning uitgangen en een regelbare negatieve uitgang tot -85V (negatieve roostervoorspanning van de eindtrappen van een audioversterker).
De twee 6.3V uitgangen zijn bedoeld voor de gloeispanning van de buizen uit de "E" reeks, de meest voorkomende buizen in de jaren 1950 toen de voeding op de markt gebracht werd. De instelbare negatieve spanning kan niet belast worden (maximum 1mA), dat is ook niet nodig in de praktijk want er loopt geen roosterstroom in een normale versterkerbuis.
De spanningsreferentie gebeurt door gasontladingsbuizen, een soort neonlamp, zeg maar. Dit zijn buizen zonder gloeidraad. De buizen zijn gevuld met een inert gas, doorgaans neon en kwik (penning gas) die een lage ontsteekspanning heeft dan zuiver neongas. Eenmaal de buis ontstoken blijft de spanning constant. Dit waren de voorlopers van de zenerdiodes.
De spanningsreferenties worden doorgaans in serie met een weerstand op de voeding aangesloten, en de gestabiliseerde spanning wordt over de buis afgetapt. Als de buis niet in zijn buisvoet geplaatst word, dan wordt de spanning niet beperkt en kan de aangesloten apparaat defekt gaan. Om dit te vermijden hebben stabilisatorbuizen twee anodeaansluitingen die intern doorverbonden zijn. De hoogspanning komt (via een weerstand) toe op de eerste aansluiting en de uitgang is op de tweede aansluiting. Als de buis weggenomen is, is er geen doorverbinding en wordt er geen spanning doorgegeven. Hier wordt dit niet gedaan, terwijl dat voor de OA2 wel nuttig zou zijn (de daaropvolgende 85A2 zou daardoor een veel te hoge spanning krijgen).
De comparator is een EF86. Een deel van de hoogspanning komt op het rooster, terwijl de cathode aan de massa ligt. De negatieve voorspanning wordt verzorgd door de interne -85V spanning. Het schermrooster zit op een vaste spanning om een hoge versterking te bekomen. Een 85A2 buis stabiliseert de spanning. De EF86 beperkt de uitgangsspanning: zonder EF86 loopt de spanning ongecontroleerd op. De anodespanning van de EF86 gaat naar de vermogensbuizen, twee EL34 die parallel geschakeld zijn.
De transfo heeft een aparte wikkeling om een extra spanning te leveren van 300V, deze spanning is gerefereerd ten opzichte van de positieve uitgang. Deze spanning gaat naar de schermroosters en via een weerstand naar de stuurroosters. Daardoor kan men een beter regelgedrag bereiken, onafhankelijk van de gevraagde spanning.
Er zijn drie gelijkgerichte spanningen:
- Een negatieve spanning van 400V (gelijkgericht met een EZ81) die gestabiliseerd wordt door middel van twee stabilisatorbuizen, een OA2 gevolgd door een 85A2. De buis kan een stroom van 150mA leveren, maar moet hier slechts 28mA leveren. Met de regelknop kan een deel van deze spanning afgetapt worden.
- De hoofdspanning wordt gelijkgericht door een GZ34, een buis die tot 250mA kan leveren. Deze buis werd vooral gebruikt in versterkers tot 20W.
- Een extra spanning om de eindbuizen te sturen. Deze spanning wordt gelijkgericht door een EZ80, een buis die 90mA kan leveren. Er is hier weinig vermogen nodig, ongeveer 10mA in totaal, die door de schermroosters van de vermogensbuizen gebruikt wordt.
De gelijkrichterbuizen worden ver van hun limieten gebruikt (behalve de GZ34). De voeding heeft geen stroombegrenzing, de eindbuizen kunnen een kortstondige kortsluiting verdragen (wat niet het geval is met een voeding met transistoren). Bij een permanente kortsluiting slaat een zekering door.
Er zijn twee spanningsbereiken, 0 - 170V en 160 - 330V met daarbij een grove regeling en een fijne regeling (iets wat moderne voedingen vaak niet mer hebben).
Herstelling
Eigenlijk was het toestel niet defekt. Ik heb enkel de contacten van de vermogensbuizen opnieuw gesoldeerd. De soldeer kan loskomen na verloop van tijd, dit is een probleem met alle toestellen die printplaten gebruiken. Bij televisies zijn er veel problemen ontstaan bij de overgang van handgesoldeerde schakelingen (met strips waarop de componenten gesoldeerd werden) naar PCB (printed circuit board = printplaten).
Ik heb de spanning langzaam opgevoerd zodat de condensatoren opnieuw geformeerd konden worden. Ik heb alle spanningen opgemeten om later een referentie te hebben.
De schakelaar om te kiezen tussen spanningmeting en stroommeting blijkt ook defekt te zijn, die moet ik nog vervangen. Wat ik ook kan doen is de spanning over de shunt naar buiten laten lopen via één van de 6.3V aansluitingen (twee 6.3V-aansluitingen heb ik niet nodig), om de spanning naar een microampèremeter te laten lopen.
|