De videorecorder
|
-
Video-opnames werden niet enkel op de band gezet, maar men kende ook de Laserdisc en de Mavica oorspronkelijk een analoge video-registratie op diskette. |
Het toppunt van de video-technologie: dit toestel kon nagenoeg alles doen: hifi-geluid, S-VHS, beeld per beeld en versnelde weergave, montage-mogelijkheid met verschillende afstandsbedieningen (LANC en anderen), teletekstdecoder voor de timer-opnames te programmeren en om teletekst te kunnen zien op een gewone TV,...
In die tijd (Roels tijdperk) herstelde ik enkel videorecorders. Er waren andere techniekers aanwezig voor de televisies, audio en computers. Tegenwoordig zijn de videorecorders volledig van de markt verdwenen.
Ik heb een tiental jaren enkel en alleen videorecorders hersteld (bij Hifi Roels). In die tijd loonde het nog de moeite een video te herstellen (een video koste toen ongeveer een maandloon, evenveel als een 66cm kleurentelevisie). Dit waren de merken Aristona en Erres (Philips klonen die parallel geïmporteerd werden) en Metz (Grundig vanbinnen). Je had gewone videorecorders, videorecorders met perfekt stilstaand beeld (“3 koppen”), videorecorders met hifi geluid en uiteindelijk S-VHS videorecorders. Bij Philips had je de echo deck (begin jaren '80), gevolgd door de charlie deck 1986-1992 (de bandloop was zo erbarmelijk dat stereo niet mogelijk was) een paar modellen met G-deck van Panasonic (om in stereo te kunnen opnemen) en dan uiteindelijk de turbo-deck (vanaf 1991 tot 2002), die mechanisch de beste video-deck was. De naam van Charlie deck kwam uit het feit dat de band in C-vorm om de drum gelegd werd. Metz (het merk dat Hifi Roels importeerde) was eigenlijk een Grundig toestel, dus een G-deck en eigen electronica. De geschiedenis van de televisie komt eerst aan bod, dan wordt het videosignaal besproken: hoe ziet zo'n signaal er uit, hoe wordt het geluid bij het beeld gevoegd? Hoe kan men kleur bijvoegen (en wat zijn de verschillen tussen de normen NTSC, PAL en SECAM?). De eerste testbeelden werden met een monoscope geproduceerd, maar met de komst van de kleurentelevisie moest men een beeldgenerator hebben die als referentie kon dienen: de electronische testbeeldgenerator werd een noodzaak. Het grote verschil met film, is dat bij video het beeld element per element gescand wordt, terwijl bij film één volledig beeld opgenomen wordt. De individuele beeldelementen worden achter elkaar gescand en doorgestuurd. De eerste opnamebuizen voor televisie waren groot en onhandig en de situatie verbeterde niet als men in kleur ging opnemen, want de cameras hadden die opnamebuizen nodig. De camcorders moesten uitgerust worden met één enkele beeldbuis die alle kleuren kon opnemen. De magnetische beeldregistratie of video registratie (indexpagina) bleef niet zo'n eenvoudige klus te zijn vanwege de hoge bandbreedte. De band moest aan hoge snelheid langs de koppen passeren om voldoende details te kunnen opnemen. Dit bleek lang een struikelblok, want de band aan een snelheid van meer dan 5 meter per seconde langs de koppen te laten passeren is niet praktisch realiseerbaar (in het beste geval kon er 5 minuten videosignaal op de band opgenomen worden). Het videosignaal kan ook niet zo maar op de videoband gezet worden: de kwaliteit van de opname zou verschrikkelijk zijn: constante helderheidsverschillen, kleurfouten, ruis,... Om de beperkingen van de klassieke videorecorder te omzeilen werd de S-videonorm in het leven geroepen. Dergelijke toestellen waren ecvhte niche-producten en werden niet in grote aantallen verkocht. |
Publicités - Reklame