Geschiedenis van de televisie
Duitsland was een voorloper op technisch gebied vòòr de tweede wereldoorlog. Op nagenoeg alle vlakken hadden ze een voorsprong (zie ook electronika in de tweede wereldoorlog). |
-
Bij het begin van de televisie ging men ervan uit dat het medium eerder voor telefoongesprekken gebruikt ging worden. De telefoon bestond immers al jaren, terwijl men nu pas de eerste radiouitzendingen had. In de Verenigde Staten deed men ook onderzoek, maar er is geen werkend systeem in gebruik genomen.
Duitsland had sinds 1936 een soort televisietelefoon ("Gegensehn-Fernsprechanlagen"). De installatie was redelijk complex en werd enkel opgesteld in bepaalde post-, telegram- en telefoonkantoren. De eerste televisies werden trouwens ook in bepaalde zalen geïnstalleerd. Inwoners konden een videogesprek aanvragen zoals ze ook een gewone telefoongesprek konden vragen. De prijs was heel redelijk, ongeveer 1/15 van de weekloon van een arbeider. Et waren installaties in de grote steden: Berlijn, Leipzig, Nurenberg en Munchen. Achteraf zijn er nog bijkomende steden op het netwerk gekoppeld, dat lostond van het gewone telefoonnetwerk en uit coaxkabel bestond. Er werden 1000km aan coaxkabel gelegd, maar het systeem werd stilgelegd aan het begin van de tweede wereldoorlog.
Duitsland had ook heel vroeg een werkend televisiesysteem. De eerste proeven werden gedaan tijdens de Olympische Spelen in 1936, (180 lijnen) maar achteraf schakelde men over op een hogere resolutie. Ontvangers stonden opgesteld in zalen in de voornaamste steden. Er werden zelfs "Einheitsempfänger" gemaakt. De bedoeling was duizenden ontvangers te bouwen, maar door de oorlog moest de produktie zich concentreren op radio-apparatuur, radar, enz.
Het televisieschem had een afmeting van 18 op 22 cm (beter dan een smartphone!). In Amerika was de schermgrootte beperkt tot 6 × 8 inch (15 × 20cm).
Er waren televisietoestellen voor particulier gebruik, maar de meeste toestellen werden opgesteld in aangepaste zalen. Deze toestellen konden slechts één zender ontvangen, er was geen afstembare tuner aanwezig. De instelling gebeurde in de fabriek. Alle televisietoestellen uit die tijd (er waren ook testen aan de gang in Engeland en Frankrijk) konden slechts één frekwentie ontvangen, het was meer een technisch probleem dan een politiek probleem. Zelfs na de oorlog werden er toestellen gebouwd die slechts één zender konden ontvangen. De duitse ontvangers konden zowel aangesloten worden op een antenne (videosignaal op 46MHz), maar ze konden ook een televisesignaal ontvangen via een coax-kabel. Gebruikte men een coax-kabel, dan werd het signaal op een lagere frekwentie uitgezonden om de verliezen te beperken. Dit systeem bleef in gebruik tijdens de tweede wereldoorlog want het gebruikte geen antennes. Een televisie van Telefunken bestaat uit verschillende deelschakelingen (compleet schema staat onderaan rechts). We beginnen met een hoogfrekwente trap gevolgd door een mengtrap (beide gebruiken pentodes). De lokale oscillator is gescheiden. Het middenfrekwent gedeelte gebruikt 4 pentodes, waarbij enkele buizen een afgestemde kring hebben. Het gelijkgericht signaal wordt direct naar de beeldbuis gestuurd, er is geen extra video-versterkertrap aanwezig. Contrastregeling is mogelijk door de versterking van de eerste middenfrekwent trap te wijzigen. Met een schakelaar kan men kiezen voor antenne- of kabelontvangst. Het audio-gedeelte loopt apart vanaf de mengtrap en bestaat uit twee middenfrekwent kringen. Het audiosignaal is toen nog in amplitude gemoduleerd. De detectie gebeurt met een diode en het laagfrekwent signaal wordt nog verder versterkt met een eindpentode. De volumeregeling gebeurt hier door een variabele cathodeweerstand van de eerste middenfrekwent pentode. Er is geen automatische volumeregling. De voeding is driedelig, met een audio-gedeelte dat los kon werken van de rest. De transfo's hebben ook wikkelingen voor de gloeispanning en de schaalverlichting. De audiovoeding voorziet stroom voor de HF trappen, het audio middenfrekwent gedeelte en het audio laagfrekwent gedeelte. De luidspreker is van het electromagnetisch type, waarbij het veld gecreerd wordt door een extra wikkeling die door de gelijkspanning gevoed wordt. Het was toen niet mogelijk goede magneten te bouwen, daarom gebruikte men een electromagneet. De wikkeling zorgde ook voor een afvlakking van de hoogspanning. De tweede voeding levert stroom aan het middenfrekwent gedeelte voor het beeld en aan de afbuiging. De afbuiging is reeds magnetisch en niet meer electrostatisch: we hebben hier te maken met een beeldbuis die echt voorzien is voor televisieuitzendingen, en geen oscilloskoopbuis. De zeer hoge spanning wordt geleverd door een derde transfo met spanningsverdubbelaar. Dankzij de spanningsverdubbelaar kan de transfo een lagere spanning leveren (men kan dus wat dikkere draad gebruiken en er is minder kans op defekt door draadbreuk of inwendige kortsluiting).
De Duitsers brachten hun systeem naar Frankrijk tijdens de tweede wereldoorlog en er werden uitzendingen voorzien vanaf de Eiffeltoren (”Fernsehsender Paris“). Dit waren de enige doorlopende televiseprogramma's gedurende gans de oorlog in Europa. Er werden programma's gemaakt voor de soldaten (en ook voor de franse bevolking). Men schat dat er een duizendtal ontvangers beschikbaar waren. Informatie (in het frans) over Fernsehsender Paris. De Engelsen konden de uitzendingen volgen vanuit Engeland (gebruik makend van grote antennes en een aangepast engels televisietoestel). De Engelse inlichtingsdienst volgde de uitzendingen op de voet en fotografeerde alles wat van belang leek. De Engelsen hadden zo een inkijk in het leven in Frankrijk en konden de vernietigingen die de bommen van de RAF hadden veroorzaakt op de voet volgen... Eigenlijk hoefde de RAF geen verkenningsvluchten meer uit te voeren om de schade na een bombardement te fotograferen, de Duitsers reikten gewoon de beelden aan! Na de oorlog werden de studios en de zendinstallaties verder gebruikt, nu door de fransen, zonder noemenswaardige wijziging aan de installatie. De studios waren nog steeds gelegen Rue Cognacq-Jay dichtbij de Eiffeltoren (de studios zullen gebruikt worden tot in 1992: ”A vous Cognacq-Jay“ zeiden de reporters als er terug geschakeld moest worden naar de studio) Na de oorlog werden er proeven gedaan met een eigen systeem op 819 lijnen, maar beide systemen bleven naast elkaar in gebruik, zelfs met een eigen programmatie. Uiteindelijk werd een gezamelijk programma voorzien op 819 lijnen, en een televisie op 819 lijnen en een camera op 441 lijnen zette het beeld om naar het duitse systeem. De Duitse installaties zouden in gebruik blijven tot een brand de zendinstallatie zou vernietigen (3 januari 1956), waarop de fransen besloten hebben enkel nog te werken met hun eigen systeem. De fransen hebben dus nazi-installaties gebruikt tot ze wel verplicht waren andere zendinstallaties te plaatsen. Dit zegt genoeg over de betrouwbaarheid van de duitse installaties (of de luiheid van de fransen?) |
Publicités - Reklame