Historisch
Techniek vroeger en nu
Televisie
Servers » TechTalk » Historisch perspectief » Beeld » Televisie » Electronische aftasting

Geschiedenis van de televisie

Er waren al televisieuitzendingen voor de tweede wereldoorlog. De keuze tussen een mechanisch systeem (Nipkow schijf) en een volledig electronisch systeem (iconoscoop en beeldbuis) was al gemaakt voor het begin van de oorlog.
-

-


De eerste bruikbare opnamebuis, de iconoscoop


Schematische voorstelling van de televisie: de zender en ontvanger


Voorstelling van een televisiecamera in een kinderboek begin jaren 1960.

De systemen met mechanische aftasting worden op een vorige bladzijde besproken. De mechanische systemen hebben niet enkel een lage resolutie, maar het opvoeren van de resolutie betekent een sterke vermindering van de lichtgevoeligheid. De mechanische systemen zijn een doodlopende straat. Een tussenoplossing met film en lichtpuntaftaster was slechts een tijdelijke oplossing.

Iconoscoop

Er werd dus gekozen voor het electronisch systeem met opnamebuis (iconoscoop) en beeldbuis. De aftasting gebeurde met een electronenstraal. Tussen de aftasting fungeerde ieder beeldpunt als opslagmedium (integrator) zodat de lichtgevoeligheid niet meer beperkt werd door de beeldresolutie.

De beelddissector (de voorloper van de iconoscoop) had immers hetzelfde nadeel als de Nipkowschijf: een beeldpunt was slechts "aktief" op het ogenblik dat die afgetast werd. Het licht dat in de tussentijd op die plaats viel was verloren. Hoe meer men de resolutie wou opvoeren (en hoe relatief kleiner een beeldpunt werd), hoe lager de lichtgevoeligheid van de opnemer en hoe lager de helderheid van de weergever.

Bij de iconoscoop wordt het scherm geladen door de cathodestraal. Als de andere delen van het scherm bestrijkt, vloeit er een deel van de lading op ieder punt weg, dit is een mate van de helderheid op dit punt. Als de cathodestraal weer een bepaald punt bestrijkt, dan is de lading die nodig is om de scherm weer op te laden een maat van de helderheid op dit punt. De ladingstroom op het scherm is dus het videosignaal. In tegenstelling met de dissector is het scherm permanent actief (lichtgevoelig) waardoor men een hoge gevoeligheid kan bereiken.

De beeldkwaliteit van de iconoscoop was nog niet optimaal ten gevolge van de secundaire emissie. De iconoscoop zal redelijk snel vervangen worden door opnamebuizen die betere eigenschappen hadden.

Ieder land gebruikte zijn eigen beeldresolutie. We bespreken hier twee vooroorlogse systemen. Terwijl het redelijk eenvoudig was om een overeenkomst te bereiken wat betreft het geluid (er zijn geen duizende manieren om het geluid uit te zenden, toen bestond er enkel amplitudemodulatie), was dat niet het geval bij televisie.

Het tweede beeld rechts toont ons de voorstelling van de televisie, met de zendinstallaties en de ontvanger. Het boek werd in Nederland tijdens de tweede wereldoorlog geschreven, met zeer beperkte informatie, dus. Als opnamebuis gebruikt men al een iconoscoop en als weergavebuis een cathodestraalbuis. De schijver weet blijkbaar niet hoe de synchronisatiepulsen samen met het beeld verstuurd kunnen worden. Hij schrijft dan ook:

"Door de complexiteit van het systeem is de kans klein dat televisie gemeengoed zal worden zoals de radio. Door de grote bandbreedte van 4MHz hebben de zenders maar een bereik van 25km."
Inderdaad, de eerste televisieuitzendingen in België zullen plaatsvinden in 1953, bijna 10 jaar na het einde van de oorlog. Men was toen nog aan het bekomen van de ravages van de oorlog, en televisie was maar een bijzaak. Men had immers de radio, toch?

De twee televisienormen die regelmatige uitzendingen hadden:
441 lijnen (Duitsland) en 405 lijnen (Engeland).Ze worden hieronder in het kort besproken.

Dit zijn de systemen die gebruikt zijn geweest voor de tweede wereldoorlog:
Nipkov schijf (zowel opname als weergave)
  • De opnemer is een fotocel en het weergavelemement een neonlamp.
  • Eenvoudig systeem maar beperkte resolutie en zeer lage gevoeligheid

Lichtpuntaftaster (beeldbuis als lichtbron en voor de weergave)
  • Men gebruikt hier een tussenfilm die belicht en ontwikkeld wordt.
  • De tussenfilm wordt belicht door een lichtstip afkomstig van een kleine cathodestraalbuis (monitor), de opnemer is hier ook een fotocel.
  • Het beeld is zichtbaar op een televisiescherm (beeldbuis).
De lage gevoeligheid en beperkte resolutie van het mechanisch systeem wordt tegen gegaan door tussenfilm en een lichtpuntaftaster te gebruiken.

Volledig electronisch systeem
  • Men gebruikt een opnemer (iconoscoop) en een beeldbuis voor de weergave.

441 lijnen

Duitsland had al heel vroeg een werkend televisiesysteem. De eerste proeven werden gedaan tijdens de Olympische Spelen in 1936, (180 lijnen) maar achteraf schakelde men over op een hogere resolutie.

De Duitsers brachten hun systeem naar Frankrijk tijdens de tweede wereldoorlog en er werden uitzendingen voorzien vanaf de Eiffeltoren (”Fernsehsender Paris“). Dit waren de enige doorlopende televisieprogramma's gedurende gans de oorlog in Europa.

De Duitse installaties zouden in gebruik blijven tot een brand de zendinstallatie zou vernietigen (3 januari 1956), waarop de fransen besloten hebben enkel nog te werken met hun eigen systeem.

Het duits systeem op 441 lijnen wordt verder besproken op deze pagina.

405 lijnen

Ook de Engelsen hadden een electronische televisiesysteem. Dit systeem werd echter stopgezet bij de invasie van Polen. Het Engels systeem werd als eerst internationaal erkend met de letter "A", in Europa zal men vooral het systeem B (op de VHF) en G (op de UHF) gebruiken. Het duits 441-lijnen systeem dat ongeveer gelijktijdig gebruikt werd en tot in de jaren 1950 gebruikt zal worden kreeg nooit de erkenning van een eigen CCIR letter.

Het engels systeem werd tot in de jaren '60 gebruikt omdat de beperkte bandbreedte het mogelijk maakte een groot gebied te bereiken met een beperkt aantal steunzenders. Men gebruikte de televisieband VHF-I (en later ook VHF-III) waarbij de zenders een veel groter gebied konden bestrijken. Na de oorlog had men geen geld om extra investeringen te doen in bijkomende zendmasten (maar men had blijkbaar wel geld genoeg om atoombommen te maken in Windscale (Sellafields).

Toen Engeland overschakelde op een 625-lijnen systeem (zoals overal elders in Europa) en de UHF band gebruikte waren er veel meer zendmasten nodig.

Na de oorlog werd er door Philips geëxperimenteerd met een eigen 567-lijnensysteem (er waren zelfs proefuitzendingen), maar gelukkig ontstond er een compromis, en de meeste europese landen kozen voor het 625 lijnen systeem.

Het frans 819 lijnensysteem wordt hier besproken. Deze norm werd gelanceerd om de eigen industrie te beschermen, maar er ontstond al heel vlug politieke paniek omdat de inwoners van Lotharingen voor de europese norm kozen (ze konden dan de belgische en duitse zenders ontvangen). Frankrijk was toen erg gecentraliseerd en alle uitzendingen werden in parijs gemaakt, terwijl er in Duitsland al regionale zenders bestonden. De eerste franse steunzenders werden daarom eerst in Lotharingen en Rijsel geplaatst om de fransen aan te zetten een frans televisietoestel te kopen, en geen europese.

Publicités - Reklame

-