Geschiedenis van de televisie
De teledistributie was zo gewoon in België, dat als men het had over "de distributie" iedereen wist dat men daarmee de verdeling van televisieprogramma's via de kabel bedoelde. |
-
Na de tweede wereldoorlog wordt er veel gebouwd in Nederland. Alle nieuwbouw wordt standaard uitgerust met een centale antenne systeem (CAS) zodat één antenne op het dak van het gebouw volstond voor alle appartementen. Later zal men het netwerk uitbreiden tot meerdere huizenblokken, een gemeente enz: centrale antenne installatie (CAI). Nederland had ook een draadomroep in bepaalde steden (via telefoonkabel), maar dit was niet geschikt voor televisie.
In België experimenteerde men ook met kabeltelevisie, maar hier was het doel eerder televisie te brengen bij de mensen die slechte ontvangst hadden. Een collectieve antenne werd op een heuveltop geplaatst en stuurde dan via de coaxkabel de programma's door naar de huizen in het dal. De streek rond Luik en Verviers kreeg als eerste en televisienetwerk. Een bedrijf zorgde voor de kabeldistributie in Wallonië: Coditel. Het wordt zo'n succes dat nagenoeg alle grote steden over kabeldistributie kunnen beschikken vanaf de jaren 1970. In de jaren 1980 zijn ook de kleinere gemeentes aangesloten. Naast electriciteit en waterverdeling was ook kabeltelevisie een must. In een paar jaar heeft gans België een performant kabelnetwerk. Om ook de kabel te brengen bij huizen die verder dan de rooilijn gelegen zijn hanteren de kabelmaatschappijen een zeer interessant tarief: 15 frank per lopende meter van de rooilijn tot aan het huis om een kabel te plaatsen. En zo zie je onder de electriciteitskabel ook een distributiekabel hangen.
De aansluiting was voorzien voor één televisie en één radiotoestel en het aansluiten van extra toestellen veroorzaakte storingen door de slechte aanpassing (impedantie). Om meerdere televisietoestellen te kunnen aansluiten moest men een versterker tussenplaatsen die niet alléén voor een lichte versterking zorgde, maar vooral voor de juiste afsluitweerstand. De overheid is gelukkig met de uitbouw van een distributienetwerk, want zo worden er ook meer televisies verkocht. En meer televisies betekenen ook meer belastingen. De kabelmaatschappijen moeten immers de lijst van de abonnees doorgeven aan de taxatiedienst. Hoe kon je nog zeggen dat je geen televisie had als je een kabelabonnement had? Voor de komst van de kabeldistributie reden er 's avonds speciaal uitgeruste voertuigen rond om de signalen van de televisies op te pikken. Dat hadden ze geleerd van de Gestapo een tiental jaren eerder. Men maakt van de gelegenheid gebruik om de engelse programma's (norm I) aan te passen aan de europese B-norm (verplaatsing van de geluidsdraaggolf van 6MHz naar 5.5MHz, een kleine ingreep). Ook worden de franse programma's omgevormd van de norm E en L naar de europese norm, zodat men in België geen dure multistandard toestellen meer nodig heeft. De fransen zullen later lange tijd een multinorm toestel nodig hebben, om TF1 te kunnen ontvangen met de E-norm en Antenne 2 en France 3 met de L-norm. Laten we het trouwens eens hebben over de fransen. Indien ze gekozen hebben voor de E en L norm (en dan later SECAM in plaats van PAL) dan is dat niet omdat deze normen superieur zouden zijn (dat zijn ze zeker niet), maar om zich te beschermen tegen vreemde invloeden. Niet enkel om hun eigen markt te beschermen (fabrikanten van televisietoestellen) maar ook om hun eigen producenten te vrijwaren van buitenlandse concurrentie (programmamakers). Het bouwen van een distributienetwerk werd dan ook niet toegestaan. Het is pas later, als de satelliettelevisie in volle opgang was, dan men ook een kabelnetwerk wou oprichten. Maar dan was het te laat, de kostprijs van een satellietschotel was zodanig gezakt dat een distributienetwerk niet meer rendabel kon zijn. De fransman ruilde zijn yagy antenne door een schotelantenne en that was it.
Om deze kanalen te kunnen ontvangen moet je een omvormer huren. De omvormer verplaatst de zenders naar een vaste frekwentie in de VHF band, zodat ze door de televisie ontvangen kunnen worden. Een ander probleem van die televisies, is dat ze slechts een beperkt aantal voorkeuzes hebben, terwijl de gebruiker nu over meer dan 10 televisiezenders kan beschikken. Het is geen decoder zoals een Filmnet of Canal+ decoder, het is gewoon een systeem om de frekwenties te verplaatsen naar een frekwentie die door alle televisies ontvangen kan worden. Overigens zullen er snel televisies op de markt komen die meer preselecties hebben (eerst slechts 12 of 16, later meer), maar die ook de speciale banden kunnen ontvangen. Dit zijn toestellen met een zogenaamde OSCAR tuner: Omni System for Cable and Antenna Reception. De omvormer hierboven, die oude Coditelklanten wel zullen kennen gebruikt kodes die niet standaard zijn (toen was er nog geen echte standardisatie, en als die er gekomen is bleven de niet gestandardiseerde kodes wel in gebruik). In totaal waren de volgende banden beschikbaar voor televisie:
Telenet is ontstaan uit de fusie van de meeste operatoren in Vlaanderen, in Wallonie is het Voo geworden, een bedrijf dat gebukt ging onder de wurggreep van de PS, met een ondermaatse dienstverlening en talrijke schandalen tot gevolg. Als je niet verkozen geraakte kon je aan de slag als manager bij een telecombedrijf in Wallonië. Win for Life en je moest er zelfs niets voor doen Telenet lanceerde ook telefoniediensten via de kabel, je had een speciale DOCSIS modem nodig. Dit werd geen succes, maar wat wel heel succesvol was, waren de internetdiensten via de kabel. Je had geen telefoonmodem meer nodig en je telefoonlijn bleef niet bezet zolang je aan het surfen was. Een probleem van het distributienetwerk was dat het hele netwerk ontworpen was om éénrichtingsverkeer toe te laten, van de centrale naar de gebruiker. Alle lijnversterkers moesten vervangen worden zodat het signaal van de gebruiker ook naar de centrale gestuurd kon worden. Voor het uploadsignaal werd een aparte band voorzien, ergens onder de VHF band I zodat de versterkers geconfigureerd konden worden om één band "naar boven" te versterken, en de andere banden naar beneden (de gebruikers). Het debiet was toen eerder beperkt omdat alle gebruikers van dezelfde band gebruik moesten maken. Later, als de analoge televisiezenders wegvielen konden de vrijgekomen banden gebruikt worden voor interactieve toepassingen. Telenet had dus een telefonie netwerk, Proximus kon niet aan de zijlijn blijven en lanceerde ook een internet- en televisiedienst via de ADSL. Het telefoonnetwerk dat ontworpen was voor de spraak (300 - 3000Hz) was ondertussen al verbeterd voor dataverkeer (tot 56kbit), maar om televisieprogramma's te verdelen was het toch te beperkt. Maar eigenlijk moest enkel het laatste stukje telefoonkabel voorzien worden voor ADSL: woonde je op minder dan een 4-tal kilometer van een telefooncentrale, dan kon je probleemloos genieten van de extra diensten van Proximus. |
Publicités - Reklame