Historisch
Televisie in Frankrijk
Televisie
Een va de eerste franse televisietoestellen was de Pathé Marconi T254. In tegenstelling tot meer moderne televisietoestellen kon het slechts één frekwentie ontvangen.
-

-

De Pathé Marconi was een van de eerste franse commerciele televisies. In die tijd was er slechts één televisieprogramma beschikbaar, en de zenders waren beperkt, waardoor er geen onderlinge storingen te verwachten waren als alle zenders op dezelfde frekwentie werkten. Oorspronkelijk was er enkel een zender in Parijs, later ook in Rijsel en Straatsburg, het was zeker niet de bedoeling dat de fransen naar de buitenlandse televisie zouden kijken.

Het is ook daarom dat de fransen gekozen hebben voor een niet compatibele norm van 819 lijne, terwijl men elders in Europa overeen gekomen was om 625 lijnen te gebruiken.

De televisie kon dus slechts één frekwentie ontvangen, (we zijn niet ver van de duitse Einheitsempfänger van voor de tweede wereldoorlog...). De beeldfrekwentie zat op 185.25MHz en de geluidsfrekwentie op 174.1MHz, aan het begin van de VHF-III band. Er werd gekozen voor een minderwaardig systeem met AM geluid en positieve beeldmodulatie om zo weinig compatibel te zijn met de rest van de wereld.

Door de 819 lijnen was het kanaal breder dan in andere europese landen, en in franstalig België (waar men een tijdje ook een franse norm gebruikte, werd de bandbreedte beperkt tot de europese norm van 7MHz).

We hebben eerst een HF trap met een ECC81 in cascodeschakeling, een dubbele triode geeft namelijk minder ruis dan een pentode. De ECC81 wordt gevolgd door een EF80, de ruis is hier minder belangrijk want het antennesignaal is reeds versterkt. De frekwentieverandering gebeurt door een dubbele triode. Waarom een frekwentieverandering toepassen als de zender toch maar één frekwentie kan ontvangen? dat is omdat de buizen een hogere versterking hebben bij een lagere frekwentie. Het versterkt signaal zou ook kunnen inwerken op de gevoelige voortrap en oscillaties veroorzaken.

De gebruikte middenfrekwentie is een compromis: zo laag mogelijk om een voldoende vertreking te bekomen, maar niet zo laag dat het moeilijk wordt de volledige bandbreedte door te geven. Om de volledige bandbreedte te kunnen doorgeven gebruikt men trouwens kringen die lichtjes verkeerd afgestemd en gedempt zijn (staggered tuning). Dit gaat echter ten koste van de versterking van iedere trap en bij een franse televisie heeft men niet minder dan 5 trappen nodig voor het beeldsignaal.

We hebben dan 3 MF trappen met EF80 pentodes, gevolgd door een detectie en een video versterking met EL83, een buis die specifiek ontworpen werd als video eindtrap. De buis werd in nagenoeg alle franse toestellen gebruikt (die een hogere brandbreedte moesten hebben), en in de luxere toestellen van Philips en consoorten.

De MF geluid wordt afgetapt na de mixertrap en gebruikt twee buizen: een EF80 en een EF85 met variabele steilheid om de automatische volumeregeling mogelijk te maken. Er volgt een AM detectie, een voorversterking met E(B)F80 en een vermogenversterking met EL82. Het AM systeem maakt het niet mogelijk de interdraaggolfprincipe te gebruiken, waardoor er een extra MF buis nodig is (AM geluid heeft nog talrijke andere problemen, en die zullen sterker naar voren treden als de zenders naar de UHF band zullen migreren).

De syncscheiding gebeurt met een ondervoede ECL80 (lage schermroosterspanning). De rastereindtrap gebruikt een PL82, in die tijd was het de gewoonte van bepaalde buizen zowel voor de rastereindtrap als voor de audio eindtrap te gebruiken, de ECL82 is ook zo'n buis met dubbele toepassingsmogelijkheden. De lijneindtrap gebruikt een PL81 (die eveneens in bepaalde push pull versterkers gebruikt werd).

Men merkt de combinatie van zowel buizen uit de P-reeks (seriekring 300mA) als uit de E-reeks (parallelkring 6.3V). Bepaalde buizen uit de E-reeks zijn voorzien om een stroom van 300mA te trekken met een spanning van 6.3V en kunnen dus in een seriekring gebruikt worden. Dit vormt geen probleem voor de ECC81 buizen die twee kleine cathodes hebben, maar dat heeft de ontwerpers geforceerd om een gemeenschappelijke cathode te gebruiken voor de triode en de pentode van de ECL80. De EF80 buizen die op laag vermogen werken hebben ook genoeg aan een gloeivermogen van 1.9W.

De netspanning bedroeg in die tijd 110 -130V in Frankrijk, waardoor een spanningsverdubbelaar nodig was om aan een voldoende hoge spanning te komen. De gelijkrichters zijn grote seleniumdiodes. De televisie gebruikt enkel een trasnfo voor de gloeispanning van de beeldbuis.

De scherpstelling is electromagnetisch door een extra spoel rond de hals. Er loopt een deel van de hoogspanning door de spoel. Men zal redelijk snel overstappen op electrostatische focussering.

Er is geen gainregeling voor het video gedeelte, wat moeilijk te realiseren is met een positieve videomodulatie. De versterling van de twee eerste pentodes kan manueel ingesteld worden, dit wordt de contrastregeling, een systeem dat vaker gebruikt werd in de eerste televisies.

De televisie gebruikt echter al de vliegwielwerking voor de lijnoscillator. In de praktijk is de positieve beeldmodulatie ook niet beter dan de negatieve modulatie voor de syncscheiding en men moet een vliegwieloscillator en een reactantiebuis gebruiken om een stabiel beeld te hebben.

Als extra geef ik je de schakeling "franse wijze" zoals die gebruikt werd in die tijd in Frankrijk. De schakeling wordt direct minder duidelijk... Maar ook de aangepaste franse schakeling blinkt niet uit door zijn klaarheid (in vergelijking met schema's van Philips).

Publicités - Reklame

-