Historisch
televisienormen kleur
Televisie

Geschiedenis van de televisie

En opnieuw bij het bepalen van de kleurnormen is er geen eensgezindheid, Frankrijk wilt opnieuw zijn eigen markt beschermen.
-

-

De eerste kleurentelevisies waren moeilijk af te regelen en de instellingen hadden de neiging te verlopen. Philips gebruikte in zijn eerste televisietoestellen met transistoren printplaten in dikkefilm techniek, waarbij klassieke componenten (toen al in SMD-vorm) samen gebruikt werden met gedrukte componenten.

De weerstanden en printbanen werden eerst op de printplaat aangebracht door middel van zeefdruk, dan werd de printplaat tot ongeveer 800°C verhit. Uiteindelijk worden de klassieke componenten in SMD vorm gemonteerd en gesoldeerd.

Afregelen van de weerstanden was mogelijk door de weerstand te trimmen met een laserstraal: dit zijn de witte spreepjes op de zwarte blokken. Dit gebeurde als laatste fase bij het productieproces in de fabriek. De gebruikte transistoren en IC's hadden toen nogal wijde toleranties. Achteraf konden de modulen niet bijgesteld worden.

De modules in dikkefilm bleken redelijk betrouwbaar te zijn. Bij defekt werden de modules niet hersteld, maar vervangen. in die tijd waren er immers nauwelijks onderdelen in SMD techniek leverbaar voor de technieker.

Sekwentieel kleursysteem

Het kleursekwentieel systeem van CBS wordt hier besproken. Het werd kortstondig gebruikt in de jaren 1950.

Maar we zien het sekwentieel kleursysteem terug in de DLP projectoren die uitgerust zijn met een "electronische spiegel" die het licht al dan niet weerkaatst naar een lenzensysteem. Aangeien een spiegel per definitie monochroom werkt is er een kleurwiel noodzakelijk.

We gaan niet in detail treden wat de verschillende normen betreft. De analoge televisienormen, da's nu verleden tijd, geen enkele zender zendt nog in PAL, SECAM of NTSC uit. Om beeld te hebben op een oude televisie moet je een DVB-T decoder hebben met video-uitgang (voor zover je televisie een video-ingang heeft) of een videorecorder (met modulator).

Kleur overbrengen

Toen men met kleuruitzendingen begon moesten de nieuwe programma's compatibel zijn met de zwart-wit programma's. Alle televisietoestellen waren monochroom en de vervanging van de televisies heeft meer dan 20 jaren geduurd. De eerste kleuren televisietoestellen waren veel duurder, veel lomper, hadden een dubbel zo hoog verbruik en waren niet zo betrouwbaar in vergelijking met de zwart-wit toestellen die toen al goed ingeburgerd waren.

De eerste kleuren televisietoestellen waren trouwens uitgerust met een beeldbuis met ronde voorkant (zoals de allereerste zwart-wit televisies van voor de tweede wereldoorlog). Dit was een conditie om een zuiver beeld te bekomen.

Om de kleurinformatie over te brengen gebruikt men een hulpdraaggolf zoals ook gebeurt om stereo mogelijk te maken op de FM band. De mono receivers kunnen nog steeds de stereo-uitzendingen ontvangen, en stereo ontvangers kunnen mono uitzendingen weergeven. De vergelijking met fm-stereo is geldig op talrijke punten, ik raad je dus aan om even deze pagina te lezen.

Een kleurenbeeld kan ontbonden worden in drie primaire kleuren (andere website), rood, groen en blauw. Nagenoeg alle tinten kunnen gerealiseerd worden met deze drie primaire kleuren.

Omdat de bandbreedte beperkt is, gaat men enkel de kleurinformatie doorsturen, dus het kleurverschil met een zwart-wit beeld: C - Y (chroma - luminantie). Een zwart-wit beeld bevat geen kleurinformatie, het chromasignaal is dan ook nul (zoals bij FM stereo, waarbij er geen extra multiplex signaal aanwezig is als het audiosignaal geen stereo-informatie bevat).

Men heeft drie kleurverschilsignalen nodig: B-Y, R-Y en G-Y. Eigenlijk is het voldoende van twee verschilsignalen te sturen, aangezien het derde verschilsignaal opgebouwd kan worden dankzij het luminantiesignaal.

Men heeft ervoor gekozen om het groen niet door te sturen omdat het groen redelijk veel hoogfrekwente componenten bevat. Als men de drie kleurkanalen bekijkt, dan komt het groen kanaal het meest overeen met het helderheidssignaal. Het verschilsignaal is dus zwakker en kan beter gereconstrueerd worden op basis van de helderheid.

We hebben dus twee kleurverschilsignalen en één hulpdraaggolf. Hoe kan men echter twee signalen doorsturen op één draaggolf? Heel eenvoudig, door één signaal normaal te moduleren (zoals bij een AM uitzending), en de tweede in kwadratuur, dus ook zoals bij AM, maar met de draaggolf 90° verschoven.

De hulpdraaggolf bevat dus de hoeveelheid kleur als amplitude (hoe meer kleur in het beeld hoe sterker het signaal) en de kleurtint wordt gecodeerd als faseverschil ten opzichte van de draaggolf.


R

R-Y

B

B-Y

G

G-Y

Omdat de hulpdraaggolf zelf onderdrukt is (zoals bij FM stereo) moeten we een manier vinden om die te reconstrueren in de ontvanger. Zonder hulpdraaggolf is het immers niet mogelijk de fase (en dus de kleurtint) te bepalen. Om dit op te lossen wordt er na de synschronisatiepuls een 10-tal periodes van de hulpdraaggolf doorgestuurd (burst). Deze 10 periodes zijn voldoende om de lokale oscillator in de pas te houden. De amplitude van de burst ligt ook vast, zodat die gebruikt kan worden als referentie voor het kleursignaal. De lokale oscillator stuurt de synchrone demodulator die uit het chromasignaal de twee kleurverschilsignalen genereert.

Het NTSC systeem gebruikt niet de B-Y en R-Y kleurverschilsignalen, maar afgeleide signalen. Deze complicatie gaf geen duidelijke kwaliteitsverbetering en werd niet meer geïmplementeerd in de televisietoestellen zelf.

Het PAL systeem vormt een verbetering op het NTSC systeem. De mogelijke kleurfouten worden hier onderdrukt.

Het SECAM systeem stuurt enkel één kleurverschilsignaal door (de andere wordt uit een geheugen gehaald) zodat kleurfouten vermeden kunnen worden.

Publicités - Reklame

-