Zoals alle videorecorders gebruikt de laserdisc een analoge opname van het videobeeld. Maar de kwaliteit is beduidend beter dan met de video (en zelfs beter dan de kwaliteit van de eerste DVD's). |
-
De Laserdisc werd in 1978 op de markt gebracht, enkele jaren na de VHS. Eén van de eerste films was “Jaws”. De beeldplaten hadden dezelfde afmetingen als een langspeelplaat, maar draaiden aan 1500 toeren/minuut. Het spoor dat gevolgd werd had een lengte van 67km.
De opname was zuiver analoog (later zal er digitaal geluid bijkomen). Er bestonden toen geen schakelingen die snel genoeg waren om het beeldsignaal om te zetten. De speler had in het beste geval een 4-bits microprocessor die voor de bediening en de aanduiding gebruikt werd. De volledige signaalbewerking gebeurde analoog. Het videosignaal werd in FM opgenomen zoals bij een videorecorder, maar de beschikbare bandbreedte was zo groot dat het volledig videosignaal in één keer opgenomen kon worden (dus tot 5MHz). Hetzelfde systeem wordt toegepast bij professionele videorecorders (broadcast). De FM modulatie maakt het mogelijk krasjes onzichtbaar te maken, op eenzelfde manier als FM geluid storingen kan onderdrukken.
J0
J1
J2 De twee draaggolven van het FM geluid. Er worden twee draaggolven gebruikt bij stereo-geluid, één op 683kHz en één op 1.066MHz. Het stereo-geluid wordt altijd op twee frekwenties opgenomen (geen piloottoon en synchrone demodulator) omdat componenten uit het beeld de demodulator kunnen storen (dit is ook het geval bij video). Daarom bestaat FM stereo met piloottoon enkel bij de radio, niet bij de televisie.
Opname van het signaal in de vorm van putjesVolgende elementen zie je in het beeld:
Het beeld is hier enkel een voorbeeld. Techniekers zullen direct gemerkt hebben dat de geluidsdraaggolf overeenkomt met de gedemoduleerde beelddraaggolf (wat in de praktijk nooit voorkomt). De platen waren in twee formaten beschikbaar:
De toestellen worden vaak voor beroepsdoeleinden gebruikt, bijvoorbeeld om nieuwe modellen te tonen in de showrooms van autodealers (de beeldplaten verslijten niet en laten stilstaande beelden toe). Zelfs televisiestudios gebruiken de beeldplaat om stilstaande beelden of korte programma's te tonen: de laserdisc beschikt over een genlock mogelijkheid. Het formaat zal opnieuw op de markt gebracht worden in de jaren 1990, nu met digitaal geluid (en extra mogelijkheden zoals surround). De beeldkwaliteit is veel beter dan het VHS formaat. Het betreft vooral speciale edities van gekende films. 10 jaar later zal de laserdisc plaats moeten maken voor de DVD. De laserdisc beeldplaten hebben nooit een macrovision kodering gekregen want de laserdisc gebruikt de synchronisatiepulsen voor zijn eigen synchronisatie. De eerste lasers waren neon-helium gaslasers die een rood licht produceerden. Nadien zal men een halfgeleiderlaser gebruiken, maar men kon toen nog geen lasers fabriceren die een rode lichtstraal uitzenden. De golflengte van de halfgeleiderlaser is wat langer, en daardoor is de lichtstraal ook wat breder en heeft meer moeite om het spoor correct te volgen. Er is meer kans op storing van de naburige sporen en de beeldkwaliteit gaat duidelijk achteruit. Sommige beeldplaten kunnen enkel gelezen worden met een afspeeleenheid met gaslaser. Het beeld bevat meer ruis want de frekwentiestabiliteit van een halfgeleiderlaser is minder goed dan die van een gaslaser. De laserstraal volgt ongeveer dezelfde heen- en terugweg. Een Wollastonprisma breekt lichtjes de terugkerende straal zodat die op de detectoren valt. Later zal men een halfdoorlatende spiegel gebruiken, die goedkoper te maken is maar die ook 75% van het licht onderdrukt (50% op de heenweg, 50% op de terugweg). Het systeem om het spoor te volgen zal ook gebruikt worden bij de CD (en wordt op die pagina besproken). |
Publicités - Reklame