Geen bespreking van de telefoon zonder eerst een toestel open te gooien en de schema te raadplegen. Een telefoon lijkt eenvoudig, slechts een paar componenten, en toch is een klassieke telefoon een toestel dat uitermate geöptimaliseerd is. |
-
![]() Als de hoorn van de haak genomen werd, werd er een kring gesloten bestaande uit de lokale batterij, een koolmicrofoon en de primaire van een transfo (rood). Een tweede kring werd ook gesloten, bestaande uit de secundaire van de transfo, de koptelefoon en de lijn (blauw). De condensator is voorzien om eventuele gelijkspanning op de lijn tegen te houden. Dit kan het geval zijn als er meerdere toestellen op één lijn aangesloten werden. In het begin van de telefonie waren alle gebruikers van één straat op eenzelfde lijn aangesloten. Dit systeem had talrijke nadelen omdat er geen gelijkspanning op de lijn was: alles moest manueel gebeuren, er was geen indicatie bij de telefooncentrale dat het gesprek beeindigd was (de gebruiker moest aangeven dat het gesprek gedaan was door opnieuw aan de magneto te draaien). Als de batterij bij de gebruiker leeg was, kon hij niet meer verstaan worden aan de andere kant van de lijn. Een ander nadeel is dat het geluid van de persoon ook hoorbaar is in zijn eigen koptelefoon, waardoor hij automatisch stiller gaat praten, terwijl hij juist zo sterk mogelijk moet spreken om de verstaanbaarheid te verbeteren.
Een korte uitleg van de antilokaalschakeling is hier op zijn plaats, omdat die in alle toestellen gebruikt werd. Er is een spanning op de lijn (tussen line 1 en line 2). De gelijkspanning loopt door de transfospoel S en de koolmicrofoon om die van spanning te voorzien.
Men ging ook de batterij in de telefooncentrale plaatsen, waardoor de centrale op een gemakkelijke manier kon detecteren dat de gebruiker de hoorn opgenomen had.
In rust wordt er een relatief hoge spanning op de lijn gezet (ongeveer 48V). Als de hoorn op de haak geplaatst is, is de schakeling onderbroken, enkel de bel en de condensator zijn aangesloten. De condensator houdt de gelijkspanning tegen. Om de bel te doen rinkelen wordt er een wisselspanning gesuperponeerd op de gelijkspanning (60V, 16.7 of 25Hz). Als de hoorn van de haak genomen wordt, dan wordt de microfoon en de koptelefoon in de kring opgenomen, waardoor er een gelijkstroom in de kring gaat lopen. De centrale merkt dit en schakelt over op gesprekmodus. Het kiezen van een telefoonnummer gebeurt door het kortstondig onderbreken van de verbinding. We tonen de verschillende kringen in kleur:
SidetoneDe sidetone is het eigen geluid van de stem dat men in de koptelefoon hoort. Hoewel dit oorspronkelijk een neven-effekt was van de rudimentaire telefoontoestellen, is men de sidetone gaan verwachten als teken dat de lijn niet verbroken is. Men kan ook de mensen luider of stiller laten spreken door de amplitude van de sidetone te wijzigen.
De telefoon is men verder blijven verbeteren. De koolmicrofoon die voor een slechte verstaanbaarheid zorgde werd vervangen door een dynamische microfoon. De lijnspanning werd gebruikt om een electronische versterker te voeden om het zwakke signaal van de dynamische microfoon te versterken: deze telefoons hadden dus een microfoonversterker.
PulskiezenHet kiezen gebeurde met een schijf. Als de hoorn op de haak zit is de lijn onderbroken. Van zodat de hoorn opgenomen wordt loopt er een stroom door het toestel. Bij het kiezen van een nummer wordt de verbinding kortstondig onderbroken, namelijk 68ms onderbroken en 32ms verbonden. Een "1" wordt gevormd door één onderbreking, een "2" door twee onderbrekingen, enz. Een "0" wordt gevormd door 10 onderbrekingen. De overgang van een cijfer naar de volgende wordt gevormd door een pauze (verbinding) van minstens 200ms.De pulstreinen moeten dus aan bepaalde normen beantwoorden, en om dat te testen hebben we het vernuftig apparaat rechts. Het kan zowel de frekwentie van de pulsen meten (10Hz ±1Hz) als de puls/pauze verhouding (onderbreking:verbinding = 2:1). De "inverse" waarde wordt waargenomen in de centrale nadat een relais de verhouding omkeert. Het meten van de verhouding is eenvoudig: de stroom in de kring wordt ingesteld op 25mA met de draaiknop rechts (25mA is de normale stroom als de lijnspanning 48V bedraagt). Bij het vormen van een nummer daalt de gemiddelde stroom naar 8.3mA ("direct" meting). Het meten van de frekwentie gebeurt met een condensator die de schakelpulsen doorgeeft. De pulsen worden gelijkgericht en de spanning wordt naar de meter gestuurd. Hoe hoger de pulsfrekwentie, hoe hoger de opgewekte spanning. Dan zijn er toestellen met toetsen, gekomen, dat was toen heel modern. Het pulskiezen is blijven bestaan, maar deze toestellen konden ook toonkiezen (DTMF: dual tone multi frequency). Om compatibel te zijn met alle centrales hadden deze nieuwe toestellen een schakelaar om over te gaan van puls naar toon. Bij het kiezen van een cijfer of symbool worden twee frekwenties simultaan uitgezonden. De gebruikte frekwenties liggen in het het gebied dat het netwerk kon verwerken (in band signaling), en de frekwenties werden zodanig gekozen dat ze geen veelvouden van elkaar waren. En we gaan naar een volgend hoofdstuk: zolang er telefoongesprekken gevoerd worden tussen de gebruikers van een centrale zijn er geen problemen. Maar als het telefoonsignaal doorgestuurd moet worden naar een andere centrale moet die eerst versterkt worden. En als de lijn lang is, moeten er onderweg lijnversterkers geplaatst worden (repeaters). Dit is het onderwerp van de volgende pagina: telefoonversterkers |
Publicités - Reklame