Lampenradios
Een van de mogelijke oorzaken van een te hoge roosterspanning (en daarbij horend een te hoge anodestroom) is de koppelcondensator met de voortrap (in het rood aangegeven).
Je kan de condensator snel testen door de buis uit de houder te halen en de roosterspanning te meten zonder de buis (maar met ingeschakelde radio). Is de roosterspanning nu 0V, dan is de condensator in orde (geen lek) en moet je de fout op een andere plaats zoeken.
De roosterspanning kan ook oplopen als de buis defekt is (roostercontaminatie), daarom dat de test uitgevoerd moet worden met de buis uit zijn houder. Bij radiotoestellen met U-seriekring (100mA gloeistroom) kan de test uigevoerd worden als er geen gelijkrichter buis is. Anders moet de hoogspanning opgewekt worden door een 1N4007 met een serieweerstand van 1kΩ.
In een lampenradio hebben andere condensatoren ook de neiging defekt te gaan, dit zijn de ontkoppelcondensatoren van de verschillende middenfrekwent trappen (ontkoppeling van g2 of van de volledige trap). Het is aangeraden deze allemaal te vervangen, want vroeger of laat gaan ze beginnen lekken.
Buizenversterkers
Een bepaalde fout kan bij versterkers optreden, en met name met bepaalde Velleman versterkers met EL34 eindtrappen.
Ik heb van verschillende mensen een bericht ontvangen dat hun versterker defekt is gegaan zonder aanwijsbare redenen. De eindtrappen zijn duidelijk overbelast geweest, soms is een cathodeweerstand van een eindtrap doorgebrand, soms is het glazen ballon vervormd (half gesmolten). Het is geen echte kortsluiting, de zekering is in de meeste gevallen intact. De fout is blijkbaar opgetreden nadat het toestel een tijdje niet gewerkt heeft. De fout treed niet altijd op en is dus moeilijk te achterhalen zonder ervaring in de electronica.
De meest vermoedelijke reden is dat de trimmer voor de negatieve voorspanning geen goed contact heeft gemaakt. Daardoor is de negatieve voorspanning weggevallen en de eindtrap heeft een veel te hoge stroom geleverd.
De oplossing is eenvoudig: er wordt gewoon een extra weerstand van 1MΩ geplaatst bij alle trimmers, tussen de loper en de negatieve spanning, zodat als de loper slecht contact zou maken de negatieve roostervoorspanning maximaal wordt (groene weerstand rechts). De buis wordt dan nagenoeg volledig afgeknepen en er is geen kans dat de eindbuizen overbelast geraken. De versterker klinkt zeer slecht, maar gaat niet verder defekt.
Panne met een versterker uitgerust met EL34 (2 × 50W)
Een electronicus die ik ken heeft een buizenversterker gekregen. Het toestel is 20 Ã 30 jaar oud, maar werd blijkbaar nooit gebruikt.
Op verschillende fora werd onze technieker erop attent gemaakt dat hij alle elko's moest vervangen. Dat heeft hij dan ook gedaan, maar heeft niet gemerkt dat de elko voor de polarisatie van de eindtrappen omgekeerd aangesloten moet worden (de roosterspanning moet negatief zijn ten opzichte van de massa).
De versterker werd ingeschakeld en op het eerste zicht leek alles te werken. De omgekeerd gemonteerde elko is niet ontploft (de elko is berekend voor 350V en krijgt hier maar 40V te verwerken). Maar zijn capaciteit zakt enorm en de spanning bedraagt slechts 25V daar waar de spanning normaal 40 Ã 45V had moeten zijn.
Het gevolg is dat de eindtrappen op een veel te hoog vermogen moeten werken. Alles lijkt echter in orde; op een schakeling die hij op het net gevonden heeft staan er enkel anode en g2-spanningen, en die lijken te kloppen. Hij meet echter niet de stuurroosterspanning (die -38V moet bedragen). De voedingstransfo wordt heel warm, maar hij blijft zijn versterker gebruiken.
Na een aantal weken werkt de versterker minder goed: de transfo wordt veel te warm, het geluid is niet meer goed, en de anodes van de eindtrappen krijgen een rode gloed (de ene buis meer dan de andere). Dan maakt hij een beroep op mij om het probleem op te lossen. Ondertussen had hij al talrijke tegenstrijdige berichte gekregen via zijn forum.
Wat is er hier gebeurd?
De eindtrappen hebben gewerkt met een te hoge stroom. Voor transistoren is dat dodelijk, maar buizen kunnen een kortstondige overbelasting goed verdragen. Door de te hoge stroom is er baruimoxide losgeslagen van de cathode en de oxide is op het stuurrooster terecht gekomen. De cathode warmt het rooster op door de straling, waardoor het rooster ook electronen begint uit te zenden. Er ontstaat een roosterstroom, die daardoor meer positief wordt. Het effekt wordt nog versterkt door de hoogohmige weerstanden in de roosterkring.
Na het vervangen van de condensator voor de roosterpolarisatie blijven de problemen bestaan: het is zeer moeilijk het werkpunt in te stellen (het werkpunt verloopt constant). Als de buis warm is, dan zit er een spanning van ongeveer 10V over de weerstand van 100kΩ (rood aangeduid), een teken dat er een roosterstroom aan het lopen is.
De 4 EL34 moesten vervangen worden, ze konden niet meer gebruikt worden, nochtans werden ze bijna nooit gebruikt. Na het instellen van de ruststroom in alle eindtrappen bleek de versterker weer correct te werken.
|