Indexpagina van de werkingsclassen van een versterker |
-
En we sluiten af met een grafiek met enkele werkingsclassen. De instelling AB1 wordt enkel gebruikt voor symmetrische trappen met twee buizen, waarbij één buis werkt als de andere afgeknepen is. Het stuursignaal moet doorgaans sterker zijn dan bij een werking in classe A1 om eenzelfde amplitude op de uitgang te bekomen aangezien de steilheid (mA/V) minder is met een negatievere voorspanning. Een signaal van 25V effectief is bijvoorbeeld nodig. Op deze plaats is de curve meer krom en de vervormingen zijn sterker aanwezig. De instelling A1 is de meest gebruikte: alle asymmetrische trappen gebruiken zo'n instelling (voorversterker en eindversterker met één buis). Ook push pull versterkers kunnen in classe A1 werken. Het werkpunt wordt op het meest rechtlijnige stuk van de curve gekozen. De buis is hier het meest gevoelig en een zwakker signaal volstaat om de buis volledig te sturen, bijvoorbeeld 10V effectief. Met een instelling A2 kan het rooster soms positief worden bij spanningspieken. Op dit ogenblik gaat het rooster in geleiding zoals een diode en de driverbuis moet voldoende stroom kunnen leveren. De buis levert nu zijn maximale stroom. Doorgaans zal men geen instelpunt kiezen op 0V zoals op de figuur, maar zal men een negatieve spanning gebruiken. Bepaalde buizen hebben een Ug1/Ia curve die in dit gebied opnieuw krom wordt. De instelling AB2 (niet aangegeven) is vergelijkbaar met de curve AB1, maar de sturing is zo sterk dat de roosterspanning soms positief wordt. Deze instelling wordt vaker gebruikt dan de instelling A2. Het stuursignaal moet zeer sterk zijn (grootte orde: 45V effectief). |
Publicités - Reklame