De tegenkoppeling (of negatieve feedback) wordt gebruikt om de vervorming van een versterker te beperken. In deze inleiding geven we aan hoe sterk de tegenkoppeling moet zijn |
-
De bedoeling van de tegenkoppeling is de vervorming te beperken door een deel van het signaal in tegenfase naar de ingang terug te sturen. De voortrap vergelijkt het ingangssignal met uit uitganssignaal (met vervorming).
Hoe sterk moet de tegenkoppeling zijn?
Waarom een tegenkoppeling?Versterkers gebruiken tegenkoppeling om de vervorming te verminderen. Bij transistorversterkers is zo'n ingreep noodzakelijk, wegens de niet-lineaire eigenschappen van transistoren (een transistor moet stroomgestuurd worden om de vervormingen binnen de perken te houden).Bij een buizenversterker stijgt de vervorming geleidelijk met het vermogen en is een tegenkoppeling minder noodzakelijk (of men past een zeer beperkte tegenkoppeling toe). Daardoor klinkt het geluid van een buizenversterker meer "open" dan die van een transistorversterker. Omdat de tegenkoppeling de versterking verlaagt is er vaak een extra trap nodig. Dit kan bijvoorbeeld een extra voortrap zijn of een drivertrap tusen fase-omkeertrap en eindtrappen. De bedoeling van de tegenkoppeling is de (goede) eigenschappen van een buizenversterker nog te verbeteren. Het heeft absoluut geen zin een tegenkoppeling te gebruiken om een slecht klinkende versterker proberen te redden. Men probeert de globale tegenkoppeling te beperken tot ongeveer 15dB (5.6×). Een veel sterkere tegenkoppeling kan de versterker onstabiel maken. Door een sterke tegenkoppeling te gebruiken heeft men een extra versterkertrap nodig, en ieder extra trap kan de versterker meer onstabiel maken (koppelcondensatoren die faseverschuivingen veroorzaken). Heeft men toch een te hoge vervorming, dan kan men een locale tegenkoppeling bijplaatsen. Beide systemen kunnen goed samenwerken. Het signaal linkss is het ingangssignal (blokspanning in magenta), cyan het uitganssignaal en geel het signaal dat afgenomen wordt op de cathodeweerstand (1Ω) van de eindtrap. Wat we eerst merken is dat de eindtrap in classe AB werkt (geen geleiding tijdens de negatieve delen van het signaal). Maar wat we vooral opmerken is de stroom die lineair stijgt gedurende de positieve spanning op de ingang. Om een constante spanning op de uitgang te hebben moeten we een stijgende stroom aan primaire kant hebben want de transfo laat enkel stroomveranderingen door. De transfo werkt als het ware als een differentiator. Het is de tegenkoppeling die ervoor zorgt dat de primaire stroom stijgt. Zonder tegenkoppeling zouden we een constante stroom aan primaire zijde hebben (want we hebben een constante spanning aan de ingang), en dus een dalende spanning aan secundaire zijde. Het is dus onwaar om te zeggen dat de tegenkoppeling alle musicaliteit uit een versterker haalt, in tegendeel. Wat de tegenkoppeling doet is de eigenschappen van de versterker verbeteren (beperkte tegenkoppeling van 10-15dB). Een tegenkoppeling kan echter een slechte versterker niet redden, ontwerpers gebruikten vroeger een sterke tegenkoppeling om de mankementen van een versterker te verdoezelen.
Een slecht ingestelde tegenkoppeling, de C** condensator heeft en te hoge waarde, waardoor de tegenkoppeling ingrijpt vanaf een frekwentie van ongeveer 250Hz. Er werd een condensator gebruikt van 1nF in plaats van 15pF. De condensator is nodig om de faseverdraaingen van de outputtransformator te compenseren en dus de versterker stabiel te maken op alle frekwenties. De condensator heeft verder geen funktie. |
Publicités - Reklame