Buizenversterkers
negatieve voorspanning
Voeding

De negatieve voorspanning wordt gebruikt voor de eindtrap als die met een vaste negatieve voorspanning werkt. Dezelfde spanning kan dan ook gebruikt worden voor de negatieve spanning van de long tail schakeling.
-

-

Negatieve voorspanning

Niet alle versterkers hebben een negatieve spanning nodig: de roosterpolarisatie kan ook bekomen worden door cathodeweerstanden. De spanning die over de weerstand verloren gaat vermindert echter het beschikbaar vermogen. De versterker werkt ook in auto-bias met een lager vermogen. Wenst men het maximum uit een versterker te halen, dan is een negatieve voorspanning beter.

Er is zeer weinig stroom nodig voor de negatieve voorspanning van de eindbuizen. Beschikt men niet over een transfo met de nodige wikkelingen, dan kan men de spanning bekomen door de gloeispanning door een spanningsvermenigvuldiger te sturen. Met een enkelvoudige spanningsverdubbelaar bekomt men -16V: dit is juist voldoende voor eindtrappen uitgerust met EL84. Met een drievoudige spanningsverdubbelaar bekomt men -45V en dit is genoeg voor EL34.

De schakeling rechts bevat het 6.3V gedeelte, met een gelijkrichting voor de voorversterkerbuizen (EF86 en ECC83). Het is de schakeling van één van mijn versterkers uit de jaren 1995-2000. De gloeispanning voor de drivertrappen (ECC82) moet niet gelijkgericht worden. Dit gedeelte van de schakeling (condensatoren en weerstand) moet herhaald worden voor iedere buis.

  • Aangezien je normaal gezien 2 EF86 nodig hebt, heb je een condensator nodig van 2200µF/16V, twee van 1000µF en twee weerstanden van 5.6Ω.
  • Heb je drie ECC83 nodig, dan heb je een condensator nodig van 6800µF, drie van 2200µF en drie weerstanden van 3.3Ω.

Ik gebruik hier een enkelfasige gelijkrichting met een positieve tak en een negatieve tak zodat ik zowel een positieve spanning van 7V en een negatieve spanning van 7V bekom, daarmee kan in een relais van 12V schakelen (maar daarover meer).

Voor de negatieve roosterspanning van de eindbuizen gebruik ik een tripleur die mij -45V levert. Het verbruik op de negatieve voeding is heel miniem, waardoor een spanningsverdubbelaar op zijn plaats is.

De -45V wordt ook nog gebruikt om de standby relais te laten werken. De standby relais vervangt de standby schakelaar (maar je kan nog steeds een extra schakelaar gebruiken). De relais trekt aan na 30 seconden (als de elko van 330µF geladen is), zodat de hoogspanning pas opkomt als de buizen voldoende opgewarmd zijn.

Mocht de negatieve voorspanning uitvallen, dan valt de relais af, waardoor de eindtrappen beschermd worden tegen een te hoge stroom.

De elko's van de voeding, de draadgewonden weerstanden en dergelijke worden niet opgenomen op de signaalprint, maar op een aparte print of gewoon vastgesoldeerd op soldeerstrips zoals in oude radio's. Daardoor verlies ik geen ruimte op de dure signaalprint. Op de signaalprint zelf worden de voedingsdraden lokaal ontkoppeld met een condensator van 100nF.

De lopers van de trimmers voor de negatieve stuurroosterspanning van de eindtrappen hebben een extra weerstand van 1mΩ naar het minpunt (-45V): als de loper slecht contact maakt, dan wordt de spanning voor de buis naar -45V getrokken en de betreffende buis wordt daardoor beschermd.

De negatieve voorspanning, als die beschikbaar is, kan ook gebruikt worden om een long tail te voeden. Je moet dan wat meer stroom voorzien (10mA). Daardoor kunnen de roosters op massapotentiaal gehouden worden waardoor de swing sterker kan worden.

De schakeling rechts is een deel van de williamsonschakeling van de versterker. De trap ervoor is de cathodyne die voor de twee fasen zorgt. Dit is de long tail die de eindtrappen stuurt. Ten gevolge van de lokale tegenkoppeling van de eindtrappen heeft men een sterke sweep nodig.

Het voordeel van de negatieve voedingsspanning is dat men geen spanning in de cathodeweerstand verliest. De schakeling gebruikt aparte instelbare cathodeweerstanden om het werkpunt goed te kunnen instellen. Het koppelen van de cathodes is nodig bij een long tail schakeling en wordt hier gerealiseerd met een niet gepolariseerde condensator.

De laatste schakeling rechts is een quadrupleur die nodig is als je voedingstransfo enkel een spanning van 6.3V levert. Het bestaat uit twee spanningsverdubbelaars die +16V en -16V leveren. De massa wordt op de +16V aangesloten, zodat men -32V bekomt. De schakeling levert enkele milliampères, ruim voldoende voor de negatieve roosterspanning, maar te weinig voor een long tail of andere schakeling. De spanning voor de gloeidraden zit nu op ongeveer -16V, maar dit kan geen kwaad voor de buizen.

Indien men een spanningsverdubbelaar of tripleur gebruikt voor de negatieve roosterpolarisatie dan moet men rekening houden met het feit dat de elko's die in de electronenpompen gebruikt worden kunnen verslijten. De negatieve spanning wordt daardoor lager, waardoor de dissipatie in de buis misschien te hoog kan worden. Voor dit deel van de versterker dat heel kritisch is is het aangeraden condensatoren met een voldoende waarde te gebruiken, condensatoren die geschikt zijn voor een veel hogere spanning en 105°C.

Het werkpunt van bean tetrodes (straalbundel tetrodes) is afkankelijk van de schermroosterspanning. Men kan deze spanning stabiliseren, maar het is ook mogelijk de stuurroosterspanning aan te passen naargelang de schermroosterspanning (automatische stuurroosterpolarisatie).

Publicités - Reklame

-