De impedantie van de outputtransformator bepaald hoe goed het vermogen wordt overgebracht van de eindtrap naar de luidspreker. |
-
Door de nominale stroom van de eindtrap te wijzigen, wijzigt ook de uitgangsimpedantie van de eindtrap. Moet men daarom een andere transfo kopen? Niet noodzakelijk: de transfo is eigenlijk maar een impedantieomvormer, en een verschil van 20% met de ideale impedantie heeft nauwelijks gevolgen. Luidsprekers hebben een impedantie die verloopt van 3Ω tot 12Ω naargelang de frekwentie. Veel audiotransformatoren hebben een secundair met meerdere aftakkingen. De transfo rechts heeft aftakkingen op 16Ω, 8Ω en 4Ω. Gebruikt men een paar EL34 met hoge spanning en relatief lage stroom (hoge impedantie), dan zal men de luidsprekers aansluiten op de 4Ω uitgang. Gebruikt men een paar EL509 met een hoge stroom en relatief lage spanning, dan zal men de luidsprekeruitgang van 8 of zelfs 16Ω gebruiken. Het is dus niet noodzakelijk een transformator te kopen die perfect voorzien is voor een bepaalde buis, want bij een andere instelling van de eindtrappen is de perfecte match al niet meer mogelijk.
De impedantie van een versterker die in classe AB werkt heeft zelfs een impedantie die verandert met de muziek. Op laag volume leveren de eindtrappen een lage stroom die niet veel hoger ligt dan de ruststroom (dat is eigen aan de werking is classe AB), de impedantie is dus hoger. OP hoog vermogen leveren de eindtrappen een stroom die gemakkelijk 10× hoger kan zijn dan de ruststroom. Omdat de correcte impedantie belangrijk is voor de vermogensoverdracht, zal men ervoor zorgen dat de impedantie correct is op hoog volume. Dit om aan te geven dat de impedantiewaarden die bij vermogensbuizen vermeld worden gerust met een portie bariumoxide genomen mogen worden en enkel van toepassing zijn als de buizen met precies dezelfde instellingen gebruikt worden. Met een skoop kan men nazien welke aansluiting het meeste vermogen levert met de laagste vervorming. Men doet de test op verschillende frekwenties, en zeker ook op een lage frekwentie, bijvoorbeeld 100Hz, want het meeste vermogen moet overgebracht worden op deze lage frekwenties. Om op een eenvoudige manier te achterhalen of er geen mismatch is, doen we testen met belastingsweerstanden van 4Ω, 5Ω, 6Ω,... en iedere keer meten we het vermogen vooraleer er vervormingen optreden.
Hoe zie je of de belasting aangepast is?De skoopbeelden die hier getoond worden gelden voor een perfect afgeregelde versterker, dus met de juiste anodestroom per vermogensbuis. Als bijvoorbeeld een cathodeweerstand (kooltype) in waarde is toegenomen, dan is de outputimpedantie van de versterker hoger dan wat het zou moeten zijn.
De geschikte luidsprekerimpedantie van deze versterker die in classe A werkt bedraagt 8Ω (8kΩ aan primaire kant tussen anodes). De skoopbeelden zijn genomen met deze versterker in classe A. In classe AB heeft een versterker met dezelfde buizen een impedantie van 10kΩ. We zien dat we een perfecte match hebben want het vermogen is met deze impedantie het hoogst is (13.7W), maar ook dat beide vervormingen simultaan optreden. De versterker is ontworpen voor een audio vermogen van 12W (d < 0.5%) tussen 20Hz en 20kHz We hebben een top-amplitude van 15V, slimmerikken zullen zeggen dat de versterker een vermogen van 28W kan leveren, wat natuurlijk onjuist is. Het is het RMS vermogen dat van belang is, niet het piekvermogen. |
Publicités - Reklame