Het skoopbeeld rechts kan veroorzaakt worden door een transformator die in saturatie gaat.
In magenta hebben we het inputsignaal, en in het geel het signaal gemeten aan de cathode, over een meetweerstand van 1Ω (eindtrap met negatieve roosterpolarisatie).
De eindtrap werkt duidelijk in classe AB, met een stroom die nul is gedurende de halve periode. De maximale stroom door de eindtrap blijkt 145mA te bedragen.
Die rare top wordt veroorzaakt door de stijgende stroom door de transformator (en de eindtrap) als de transformator in saturatie gaat. De transformator gedraagt zich dan als een gewone ohmse weerstand (in dit geval 320Ω).
Dit fenomeen is enkel merkbaar bij lage frekwenties (de meting gebeurde hier bij 600Hz, maar het effekt is nog meer aanwezig bij lage frekwenties).
Het fenomeen wordt versterkt door de tegenkoppeling. Als de transfo in saturatie gaat, dan stijgt de uitgangsspanning bijna niet meer en probeert de tegenkoppeling de spanning toch te doen stijgen door een sterkere stuurspanning naar de roosters van de eindtrappen te sturen. Met uigeschakelde tegenkoppeling is het effekt pas even sterk aanwezig bij een frekwentie van 110Hz.
De kernverzadiging gebeurt geleidelijk en is niet vergelijkbaar met de brutale clipping van een transistorversterker.
Dan hebben we twee skoopbeelden met in blauw het ingangssignaal (het signaal dat versterkt moet worden), in geel uit uitgangssignaal (dat naar de luidspreker gestuurd moet worden) en in magenta het stuursignaal van de eindtrappen afgenomen op de anode van de spanningsversterker triode. De triode krijgt het inganssignaal op zijn stuurrooster, het uitgangssignaal op zijn cathode en voert een vergelijking uit. Het signaal op de anode is eigenlijk het correctiesignaal.
Een vereenvoudigde versterker met het ingangsignaal in blauw, het uitgangsignaal in geel en het correctiesignaal in magenta (verschil tussen in- en uitgang). De triode is als comparator geschakeld. |
Het eerste beeld is met een goede outputtransformator: het correctiesignaal heeft een relatief lage amplitude en komt overeen met het ingangssignaal. Het signaal op de uitgang heeft een amplitude van 9.4V voordat de vervormingen optreden. Men ziet een heel kleine dip onderaan het correctiesignaal, maar het signaal op de uitgang is niet vervormd. De versterker kan een vermogen van 11W leveren.
Het tweede beeld is opgenomen met een slechte transformator: het correctiesignaal heeft een vreemde vorm die niet overeen komt met de vorm van het ingangssignaal. Dit betekent dat de transfo het signaal niet correct kan doorgeven. De tegenkoppeling corrigeert de vervorming, waardoor het correctiesignaal zo'n vreemde vorm heeft. Het signaal op de uitgang is nog niet vervormd (de tegenkoppeling heeft de vervorming onderdrukt) maar het vermogen is beperkt tot 8W.
|