Men gebruikt niet zo vaak triodes in een eindtrap vanwege de lagere versterking van een triode ten opzichte van een pentode. Dit wordt veroorzaakt door de interne tegenkoppeling: de wisselende anodespanning heeft een grote invloed op de anodestroom. In een pentode zorgt het schermrooster voor een electrostatische afscherming en heeft de anodespanning slechts een beperkte invloed op de anodestroom. De lagere versterking van een triode ten opzichte van een pentode is van minder belang in de voorversterkertrappen waar men doorgaans een voldoende versterking heeft.
Omdat de spanningsversterking van een triode minder is moet de triode als eindtrap sterker aangestuurd worden, waardoor de stuurtrap ook voor vervorming zorgt. Voor een audiovermogen van 4W heeft men een wisselspanning nodig van 30V effectief op het rooster, daar waar men met een pentode genoeg heeft aan 10V effectief.
De triode heeft een relatief lage uitgangsimpedantie en gedraagt zich als een spanningsBRON. De luidspreker heeft een impedantie die stijgt met de frekwentie (de luidspreker gedraagt zich als een zelfinductie). De stroom door de luidspreker zakt dus met de frekwentie. Een versterker met een triode als uitgangstrap heeft dus de neiging de hoge tonen minder te versterken.
Het effekt wordt nog versterkt door de millercapaciteit die veel hoger is bij triodes in vergelijking met pentodes. De millercapaciteit is de capaciteit tussen anode en rooster verminigvuldigd met de spanningsversterking van de buis. Deze parasitaire capaciteit kortsluit de hoge tonen naar massa. Om een voldoende versterking te halen heeft de voortrap een anodeweerstand die zo hoog mogelijk is, waardoor het effet meer aanwezig is.
Een pentode heeft een hoge uitgangsqimpedantie en werkt als een stroombron. Als de frekwentie hoger wordt, dan blijft de stroom redelijk constant, zodat de spanning die over de luidspreker ontwikkeld wordt met de frekwentie stijgt. Een pentode geeft een uitgangssignaal met de hoge tonen die meer aanwezig zijn.
Triodes worden slechts zelden in single ended schakelingen gebruikt omdat de toegelaten dissipatie te laag is. Het vermogen dat naar de luidspreker gestuurd kan worden is minder dan 1/3 van de anodedissipatie, en voor een luidspreker is het beschikbaar vermogen dan te laag.
Het gebruik van triodes is tegenwoordig enkel beperkt tot esoterische schakelingen (die veel te duur verkocht worden) of koptelefoonversterkers, waar het laag vermogen van een triode geen bezwaar is. Om het lage vermogen voor een koptelefoon te halen is een sweep van enkele volts voldoende.
Verschillende versterkers met triodes in de eindtrap: dit zijn vooral amerikaanse versterkers, in Europa is men snel overgestapt op pentodes.
- Versterker met classe A2 sturing
- Het driversignaal voor de eindtrappen moet zo sterk zijn dat de versterker soms in classe A2 gaat (met roosterstroom) waardoor een aangepaste drivertrap nodig is.
- Amerikaanse versterkers
- Voorbeelden van amerikaanse versterker met dubbeltriodes. Deze werden vaak in push pull configuratie gebruikt, waarbij men ook de twee triodes parallel kon gebruiken voor een hoger vermogen. Een tweede voorbeeld is een moderne koptelefoonversterker (met een dubbele triode 12BH7) die ook geschikt is voor kleine luidsprekers.
Drie bekende amerikaande vermogenstriodes zijn de WE300, de GE 845 en de 2A3
- Kleine triode versterkers met europese buizen
- Voorbeelden van versterkers met europese triodes als outputbuis. Het maximaal vermogen van europese triodes is lager dan die van amerikaanse triodes (in Europa werd er sneller overgeschakeld naar pentodes). Ideaal voor een koptelefoon.
De AD1 is een europese triode die in de jaren 1930 ontwikkeld werd om een hoger vermogen te leveren met een relatief lage spanning. Dit was toen enkel mogelijk met een direct verhitte triode.
- Transformatoren voor kleine versterkers
- Welke transformatoren en welke instellingen moet men gebruiken in een kleine versterker?
- De triodeschakeling van pentodes
- De triodeschakeling van pentodes is een extreme vorm van ultra lineair schakeling. De UL schakeling is doorgaans de ebste oplossing, waarbij de afwijkingen in het uitgangssignaal die door de pentodewerking ontstaan gecompenseerd worden door de afwijkingen van de triodewerking. De vervorming in UL is dus minder dan de vervorming in pentodewerking of in triodewerking.
Dit zijn de eigenschappen van drie direct verhitte triodes die tegenwoordig nog in enkele audioversterkers gebruikt worden.
| GE845 | WE300B | 2A3 | AD1
|
---|
Gebruik | Ontworpen als modulator in zenders | Oorspronkelijk ontworpen voor bioscoopzalen | Een van de eerste audio eindtrappen met een hoog vermogen (begin jaren 1930) | Ontworpen om een relatif hoog vermogen te leveren met een anodespanning van 250V
| Gloeispanning | 10V | 5V | 2.5V | 4V
| Werkingsparameters | 750V -98V 95mA | 300V -60V 60mA | 300V -45V 60mA | 250V -45V, 60mA
| Limiten | 1250V 42W 100mA | 450V 40W 100mA (self bias) 70mA (fixed bias) | 300V 15W | 250V 15W 90mA max
| Audio vermogen | 15W (5%) SE 75W (PP) | 7.5W (SE) | 3.5W 5% (SE) 10W 5% 780Ω (PP auto bias) 15W 2.5% -62V (PP fixed bias) | 4.2W 5% (SE) 9.3W 1.3% -48V (PP fixed bias) 9.2W 1.3% 375Ω (PP auto bias)
|
|