Twee kleine laagvermogen versterkers die buizen gebruiken die oorspronkelijk bedoeld waren voor middenfrekwent toepassingen. |
-
EF91Deze buis werd na de tweede wereldoorlog gebruikt, voornamelijk in Groot Brittanië, het is het engels equivalent van de EF80 die men hier in nagenoeg alle televisies uit die tijd kon terugvinden. Beide buizen hebben ongeveer dezelfde eigenschappen (de EF91 werkt beter op hoge frekwenties, maar dit is niet relevant voor deze toepassing). Beide buizen waren manusjes van alles en werden op meerdere plaatsen in de televisie gebruikt: middenfrekwent trappen, maar ook als video vermogenstrap in de eerste televisies.De EF91 kwam eerst op de markt en men koos voor een kleiner buismaat (7 pins B7G in plaats van 9 pins B9A) om de buis zo goedkoop mogelijk te fabriceren. De leden van de BVA (British Valve Association) waren overeengekomen om hun patenten over te nemen, zodat alle fabrikanten de buizen konden maken. Dit was ook een geruststelling voor de radio- en televisiebouwers: ze waren zeker dat de buizen in productie zouden blijven. Het is een standaard pentode, met stuur- en schermrooster dicht bij de cathode en een los gewonden keerrooster om de electronen die door de secundaire emissie ontstaat terug naar de anode te sturen. De anode heeft een kleine oppervlake om de parasitaire capaciteiten te verminderen. Deze werkwijze wordt toegepast bij nagenoeg alle RF pentodes uit die tijd, maar bij de EF80 en andere buizen met 9 pens buisvoet wordt er nog een rooster geplaatst rond de anode om de buis beter te beschermen tegen ibvloeden van buitenaf. Door de kleine anode wordt de maximale dissipatie beperkt.
De buis is bedoeld voor laagvermogen toepassingen met een maximaal anodedissipatie van 2.5W en een anodestroom van maximaal 10mA. En toch, er werden audioversterkers gebouwd met deze buizen! In een single ended schakeling is een maximaal vermogen van 650mW te halen, met een push pull schakeling komt men aan 4W maximaal. Een vermogen van 650mW werd toen als voldoende geacht en men heeft enkele radio's met een dergelijke buis als eindtrap gebouwd. Deze buizen werden in verschillende trappen gebruikt (radio en televisie) en werden dus in grote hoeveelheden door verschillende fabrikanten gebouwd, waardoor de prijs van een buis redelijk laag kon zijn (zeker in vergelijking met aangepaste vermogensbuizen). Om je en idee te geven van het vermogen, de eerste transistorradios hadden een vermogen van 50 à 100mW (transistoren OC72). Tegenwoordig kan een LM386 een vermogen leveren van 500mW met een voedingsspanning van 9V en een ruststroom van 5mA. De eerste buis wordt als normale voorversterkerpentode gebruikt (de condensator op het schermrooster heeft een te hoge waarde, maar dit heeft geen negatieve invloed). De tweede trap is een cathodyne faseomkeertrap waarbij de pentode als triode geschakeld is. De eindtrap is een klassieke push pull. De EF91 heeft een hoge steilheid en de roostervoorspanning bedraagt normaal -2V (dit is afwijkend van de normale vermogenspentodes die een roostervoorspanning in de buurt van -10V hebben). Met een cathodeweerstand van 100Ω heeft men een stroom van 10mA in beide eindbuizen. De buis heeft geen complete anode, maar eerder een strip aan idere kant. Daardoor kunnen de inwendige capaciteiten beperkt worden en kan de buis hoger in frekwentie gaan. Maar dit betekent ook dat een groot deel van de electronen de anode niet raken, maar verder gaan, tot ze op het glas van de buis opgevangen worden. Dit kan de buis verzwakken, en bepaalde buizen van hoge kwaliteit hadden daarom een extra metaallaag op het glas op bepaalde kritieke plaatsen. Deze glanzende zilveren laag is verschillend van de glanzende grijze laag die veroorzaakt werd door de werking van de getter. Indien je wat meer vermogen wenst in een moderenre schakeling kan ik je specifieke versterkers voor koptelefoon aanraden. Of voor huiskamergebruik een versterker met twee PCL86 per kanaal voor een vermogen van tweemaal 10W. Deze buis bevat een triode en een pentode en is specifiek voorzien voor audiotoepassingen. Maar er bestaan nog vreemdere buizen, buizen die ontworpen zijn om te werken op 12V (en zelfs op 6.3V), niet enkel voor de gloeispanning, maar ook voor de "hoogspanning". De buizen waren bedoeld voor mobiele toepassingen zoals in autoradio's. Voor draagbare radiotoestellen gebruikte men speciale direct verhitte buizen (1.2V 25mA) en twee batterijen: één cel voor de gloeispanning en één hoogspanningsbatterij van bijvoorbeeld 90V. Maar voor de autoradio's gebruikte men buizen die met een plaatspanning van 6.3V konden werken. Dergelijke hybride radiotoestellen worden hier verder besproken.
EF98Gebruikt als audiobuis levert de buis een vermogen van 10mW, juist voldoende om een koptelefoon aan te sturen. De maximale spanning bedraagt 25V (dan heb je een vermogen van 50mW). De anodestroom is beperkt tot 10mA. En de vervorming bedraagt 10%. De buis werd vooral gebruikt als stuurtrap van een transistor eindtrap (met OC30 transistoren). De 10% vervorming van de buis viel in het niets in vergelijking met de vervorming van deze eerste transistoren. De buis heeft tegenwoordig geen noemenswaardige toepassingen meer.De buis wordt in tetrode-modus gebruikt, met de keerrooster aan de anode verbonden. De voedingsspanning is immers zo laag dat men geen last heeft van secundaire emissie. Het schermrooster wordt aan de positieve spanning gelegd om een zo hoog mogelijke versterking te bekomen. Je kan deze buizen gebruiken als koptelefoonversterker gebruiken (met een uitgangstransformator met primaire weerstand van 7kΩ). Maar er zijn betere alternatieven. |
Publicités - Reklame