Buizenversterkers
Compactron eindtrap
6JN6

Het compactron-formaat is vergelijkbaar in afmeting met de europese magnoval, maar heeft 12 penaansluitingen in plaats van 9.
-

-

In de jaren 60 hebben we de eerste transistorradio's, maar voor meer complexe toestellen zoals televisies blijft men buizen gebruiken: ze zijn goedkoper, betrouwbaarder en de technici zijn gewoon om met buizen te werken. De eerste transistoren waren ook niet geschikt voor bepaalde toepassingen zoals hoogfrekwent (VHF en zeker UHF), hoogspanning (raster en lijnafbuiging) en bepaalde complexe schakelingen zoals de kleurverwerking.

Om de kosten van de buizen verder te drukken werden meer elementen in een buis opgenomen, bijvoorbeeld een radiofrekwente pentode (middenfrekwent) en een beam tetrode (audio eindtrap). Deze buizen hadden meer pennen nodig dan de 8 pennen van de octal buisvoet en de 9 pennen van de noval buisvoet, namelijk 12 pennen. De buizen werden compactrons genoemd. Er is een complete bespreking via de link. Deze evolutie gebeurde enkel in de Verenigde Staten.

De versterker die hier besproken wordt (Berning EA-230) is gebaseerd op een Williamson ontwerp, met extra elementen die het vermelden waard zijn, daarom dat de versterker hier specifiek behandeld wordt.

We beginnen met een normale voortrap met 12AT7 (vergelijkbaar met onze ECC81). De tegenkoppeling komt ook op de voortrap. De fase omkeertrap is een cathodyne, die direct gekoppeld is met de voortrap.

De cathodyne stuurt een trap die op een long tail lijkt, maar geen long tail is. De trap heeft een lokale tegenkoppeling op zijn cathode (afkomstig van de anode van de eindtrap). Dit is een goede manier om de hoge versterking van de Williamson te beperken en om de vervorming te verminderen zonder de versterker onstabiel te maken. Dit systeem is niet terug te vinden in een traditionele Williamson. Men gebruikt ook een 12AT7 voor de twee triodes.

Normaal zou men hier direct de eintrappen kunnen sturen, maar men gebruikt een buffertrap (cathodevolger) om de uitgangsimpedantie te verminderen. Men gebruikt hier een dubbele triode 6SN7. Deze triodes krijgen het zwaar te verduren want ze werken op een spanning van 200 + 430V (de spanning daalt wel als de versterker in werking is) en je moet verplicht de versie 6SN7GTB gebruiken. Het is een triode met een lage spanningsversterking (µ = 17 à 20), maar die zeer geliefd is bij de puristen.

Een dergelijke tussentrap wordt normaal gebruikt bij sonorisatieversterkers die in classe AB2 gestuurd worden (met roosterstroom op maximaal vermogen), maar hier wordt de schakeling gebruikt omdat de eindtrappen via hun schermrooster gestuurd worden (enhanced triode schakeling). Dit is mogelijk bij beam tetrodes die de roosterwikkelingen in elkaar's verlengde hebben. De vervorming is minder in enhanced triode sturing, maar er loopt permanent een kleine roosterstroom. Het stuurrooster is met de cathode verbonden.

De eintrappen zijn 6JN6, dit zijn lijneindtrappen (sweep tubes) in compactron-uitvoering. Hier gebruikt men niet alle 12 penaansluitingen, maar men gebruikt het formaat omdat er een hogere dissipatie mogelijk is. Het formaat is vergelijkbaar met het magnoval formaat, de beam tetrode EL500/PL500 die in Europa ook in enkele versterkers gebruikt werd heeft dezelfde afmeting. De 6JN6 is in de Verenigde Staten een geliefde sweep beam tetrode voor audiotoepassingen wegens het ontbreken van de anodekap.

Lijneindtrappen werden doorgaans in public address versterkers gebruikt, waar men een hoog vermogen had voor relatief weinig geld. Het zijn buizen die zeer betrouwbaar zijn, wat een pluspunt is voor dergelijke toepassingen. Door de sturing op het schermrooster en de lokale tegenkoppeling kan men hier de vervorming sterk onderdrukken, maar het vermogen is nu beperkt tot 30W per kanaal (d = 0.5%), wat ruim voldoende is voor huiskamergebruik.

De instelling van de ruststroom in de eindtrappen gebeurt via de drivertrap (cathodevolger) zoals het de gewoonte is als er roosterstroom geleverd moet worden. Men moet 100mV over de cathodeweerstanden hebben, dit komt overeen met een stroom door de eindtrappen van 3mA. Dit is een zeer lage ruststroom, die mogelijk gemaakt is door de sturing op het schermrooster.

Je kan deze versterker nabouwen, eventueel met europese EL500/EL504. Het is dan aangeraden de waarde van de instelweerstand te verdelen in drie zodat er niet het volle 200V over de weerstand zit. Gebruik een meerslagen trimmer voor een nauwkeurige instelling. Met de europese types mag de ruststroom ingesteld worden op 10mA, de vervorming blijft zeer laag door de lokale tegenkoppeling.

Een andere mogelijke instelling is een wat hogere schermroosterspanning te gebruiken. Daardoor kan men de negatieve voedingspanning vermijden en is het vermogen wat hoger (te doen met PL500/PL504). Men moet dan het stuurrooster aan de massa leggen en de cathodeweerstand vervangen door een ontkoppelde weerstand van 100Ω. Men moet dan een cathodespanning van 1V hebben (10mA anodestroom). Dit komt ook de levensduur van de eintrappen te goede, want als de stroom zou oplopen, dan stijgt ook de cathodespanning en heeft men een stabilisatie van de stroom door de buis.

Publicités - Reklame

-