De eerste schakeling is de meest recente schakeling, aangetroffen in een tijdschrift en aangepast voor PL504 en PL519 buizen. |
-
De schakeling is redelijk standaard te noemen met een voorversterkertrap (we gebruiken hier één van de triodes van de ECC83) en een fase-omkeertrap (de andere triode van de ECC83). De eindbuizen hebben hun eigen stuurtrap (driver stage) met een ECC82 en er is een lokale tegenkoppeling van de anode van de eindtrap naar de cathode van de stuurtrap. Bij de schakeling kan je ook de ECC82 vervangen door een ECC83 (niet aangeraden), maar je plaatst dan een condensator van 10nF in serie met beide weerstanden van 330kΩ omdat de roosterspanning van de ECC83 lager is. Zonder condensator zouden de buizen gewoon niet geleiden (cathodespanning te hoog ten opzichte van de roosterspanning). De weerstand van 330kΩ dient als lokale tegenkoppeling tussen eindtrap en driver trap (daar waar de vervorming het sterkst is). Bij testen is R26 verlaagd van 1.2kΩ naar 1kΩ voor een betere uitstuurbaarheid van de eindtrappen. Bij 1kΩ zakt de anodespanning van 130V naar 115V. Om het maximaal vermogen te bekomen (beste uitstuurbaarheid) moeten de anodespanningen met de skoop nagezien worden. Je kan voor R26 ook een multiturn trimmer gebruiken. De cathodyne moet een wisselspanning van tweemaal 5Vrms leveren. Het is een schakeling die ik terug gevonden heb na mijn verhuis en met mijn ervaring zou ik dergelijke schakeling niet meer bouwen. De lijneindtrappen zijn namelijk niet zo geschikt om gebruikt te worden in een ultra lineair schakeling. Dit was eigenlijk een schakeling voor EL34 eindtrappen die wat aangepast werd. De volgende schakeling is beter. De wisselspanning van 220 à 240V wordt gelijkgericht, waardoor we een hoogspanning van 300 à 325V bekomen. De smoorspoel kan eigenlijk verwijderd worden of vervangen worden door een weerstand van 4.7Ω 5W.
GloeispanningVoor de gloeispanning gaan we een seriekring bouwen: we werken immers met buizen uit de "P" reeks. De vier PL504 buizen hebben ieder 27V nodig, de vier ECC83 en ECC82 ieder 6.3V, in totaal dus 133V. We moeten nog zo'n 100V verliezen. We kunnen dat doen met een weerstand van 330Ω (met een verlies van 33W aan warmte), maar we kunnen ook een condensator gebruiken. Uitgerekend hebben we 9.5µF nodig. We nemen een condensator van 10µF/350V met in serie een weerstand van 3.3Ω 3W. Deze condensatoren zijn gemakkelijk te vinden, ze worden gebruikt in asynchrone motoren die op 220V monophasé gevoed worden (startcondensator). Het lijkt misschien vreemd, maar het werkt perfect. Controleer nochtans de wisselstroom, want de waarde van de condensator kan 20% afwijken. De stroom moet 280 à 315mA bedragen, in te stellen door de waarde van de serieweerstand aan te passen.Een (tijdelijk) alternatief op de condensator van 10µF/350V is een gewone diode gebruiken (enkelzijdige gelijkrichting zonder bufferelko). Dit werd vaak gedaan in de laatste televisietoestellen die nog enkele buizen hadden (raster en lijneindtrap, eventueel video- en audioeindtrap), maar waarvan de totale seriespanning te laag was om aan de netspanning te geraken. Door de diode is de kring maar in geleiding gedurende 50% van de tijd en er wordt dus ook maar 50% van de warmte ontwikkeld in de gloeidraden. Deze noodoplossing kan echter een verhoogde brom veroorzaken. Na gelijkrichting mag er geen buffereklo volgen, er is dus een pulserende spanning aanwezig op de gloeispanning. De gloeidraden kunnen ook een gelijkspanning krijgen. Je kan daarvoor een aparte transfo gebruiken die de juiste spanning levert (opgelet, als je elko's gebruikt stijgt de spanning met een faktor 1.4). Je kan ook de tweede schakeling gebruiken, waarbij de condensator van 10µF blijft en de diodebrug voor de gelijkspanning zorgt. Plaats de buizen in de volgorde PL504, ECC82, ECC83 zodat de laatste buizen dichter bij de massa staan. Opgelet, de ECC buizen krijgen hun gloeispanning op aansluiting 4 en 5 (parallel) en 9. Niet aangegeven op het schema: de gloeistroomkring moet beschermd worden met een snelle zekering van 0.5A, de hoogspanningskring eveneens met één van 0.5A per kanaal, de splitsing gebeurt op de voedingsschakeling volgens pijltje L en R. Voor de negatieve roostersspanning van de eindbuizen gebruiken we twee multiturn trimmers van 100kΩ om de anodestroom in te stellen op een waarde tussen 30 en 35mA (instellen op 30mA na een opwarmfase van 1 minuut en controleren na normale werking dat de ruststroom niet boven de 35mA komt). De effektieve roosterspanning is niet van belang, wel de stroom door de buis! Deze versterker levert een vermogen van tweemaal 100W muziekvermogen; de hoospanningsvoeding moet hierop berekend zijn (1A hoogspanning, bufferelko's van minstens 220µF/350V). Voor de voeding gaan we enkel een scheidingstransfo 220V/220V 400VA en daarmee kunnen we alles van stroom en spanning voorzien. Continu kan de versterker een vermogen leveren van 30W wegens de beperkte dissipatie van de buizen. Dat is als je vooral sinustoontjes wilt weergeven.
Ultra-lineair en pentodeTegenwoordig zou ik niet meer de ultra lineaire schakeling aanraden, maar de tweede schakeling met een gewoon geschakelde eindtrap (tetrode/pentode schakeling).Op de tweede schakeling moet de g2 spanning ongeveer 150V bedragen, dit kan bijvoorbeeld bekomen worden met een aftakking op de voedingstransfo (scheidingstransfo 230V naar 115 + 115V). De g2 spanning kan zakken tot 50V en moet gecompenseerd worden door een minder negatieve g1-spanning. Dezelfde schakeling kan ook met een verlaagde spanning gebruikt worden als de waarde van bepaalde onderdelen aangepast wordt. Dit wordt onze tweede schakeling. |
Publicités - Reklame