De buis werd in 1940 ontworpen en werd gebruikt in nieuwe versterkers tot in 1954. De buis heeft maar één nadeel: de EL51 gebruikt de type P buisvoet (ook transcontinental buisvoet genoemd omdat dit de eerste gestandardiseerde buisvoet was). Dit buisvoet werd vooral voor de tweede wereldoorlog gebruikt.
Dit zijn de maximale werkingsparameters van de buis:
- Maximale anodedissipatie: 45W
(vergelijk dit met de maximale dissipatie van 25W voor de EL34)
- Maximale anode spanning: 750V
- Maximale schermrooster spanning: 750V
Dit is een interessant kenmerk want het ontwerp van de versterker kan eenvoudiger zijn.
- Maximale cathodestroom: 200mA
Om de stroom door het schermrooster te beperken wordt er aangeraden een gloeilamp (550V 68W) te plaatsen tussen de voeding en het schermrooster. In versterkers wordt er echter een weerstand van 1kΩ gebruikt. Een gloeilamp heeft als voordeel een positieve temperatuurcoëfficient: bij een lage stroom is de weerstand laag, stijgt de stroom boven een limiet, dan begint de lamp te gloeien en stijgt de draadweerstand, waardoor er een automatische begrenzing van de stroom gebeurt.
De versterker kan zowel in classe AB (met een gemeenschappelijke cathodeweerstand) als in classe B (met negatieve polarisatie) gebruikt worden.
Werkingsparameters in classe AB
- Rk: 100Ω (gemeenschappelijk)
- Va, Vg2: 500V
- Raa: 4.8kΩ
- Ui: 19Veff
- Ia: 2 X 87mA - 2 X 110mA
- Ig2: 2 X 13mA - 2 X 23mA
(ruststroom en stroom bij maximale belasting)
- Po: 67.5W @ d = 5%
Werkingsparameters in classe B
- Ug1: -40V
- Va, Vg2: 750V
- Raa: 6kΩ
- Ui: 28.5Veff
- Ia: 2 X 40mA - 2 X 145mA
- Ig2: 2 X 7.5mA - 2 X 30mA
(ruststroom en stroom bij maximale belasting)
- Po: 140W @ d = 5%
De werking in classe B wordt doorgaans gebruik voor spraak, waar de geluidskwaliteit minder van belang is. De piekbelasting is slechts kortstondig; een vermogen van 140W is enorm en kan niet permanent aangehouden worden.
Het feit dat er reeds buizen in de 5-reeks bestaan heeft ervoor gezorgd dat de modernere buizen met magnovalvoet (voetcijfer = 5) een nummering hebben vanaf 500 en niet vanaf 50.
Philips versterker 2844
Ik toon hier enken het outputgedeelte dat relevant is voor de bespreking van de EL51. De versterker levert 60W.
De fase-omkeertrap gebeurt met een transfo, dit werd vroeger vaker gedaan. Omdat er een tegenkoppeling toegevoegd wordt heeft de transfo twee gescheiden wikkelingen. De spanning van de tegenkoppeling wordt afgetrokken van de spanning die in de secundaire wikkeling ontwikkeld wordt.
De polarisatie gebeurt met een gemeenschappelijke cathodeweerstand van 144Ω en het schermrooster wordt direct aan de hoogspanning gelegd na de smoorspoel. Dit is niet mogelijk bij modernere buizen zoals de EL34.
De drivertrap gebruikt een dubbele diode-triode EBC3 waarvan enkel de triode gebruikt wordt (maximale anodestroom 10mA, maximale dissipatie 1.5W, µ = 30, S = 2mA/V)
De versterker kan gekoppeld worden aan verschillende voorversterkers. Een kenmerk van deze voorversterkers is dat de volumeregeling van de microfoontrappen via een negatieve roosterspanning gebeurt zodat er geen gekraak is. Daarom moeten er pentodes gebruikt worden die normaal in ontvangers toegepast worden. In een radio is er een automatische volumeregeling nodig (AVR) die op de radiofrekwente trappen werkt (pentodes met remote cut off). Een dergelijke volumeregeling is enkel mogelijk als het te versterken signaal zwak is.
Complete versterker
De versterker heeft 2 microfooningangen (3mV) met een soort mengtrap. Het signaal wordt door een EF94 versterkt. Deze pentode die ook geschikt is voor RF toepassingen geeft een spanningsversterking van 150×.
De volgende trap is een mengtrap, waarbij men een heptode EK90 gebruikt. Het ingangssignaal van 100mV wordt op het eerste stuurrooster aangebracht en versterkte microfoonsignaal op het tweede stuurrooster (g3) binnengebracht. Een heptode wordt doorgaans gebruikt in de mengtrap van radio ontvangers. Een signaal van 3V wordt ook op de anode gebracht. Het voordeel van een mengbuis is dat er geen signaalverzwakking tussen de bronnen is.
Dan volgt een vreemdsoortige volumeregeling waarbij men de hoge tonen instelt, de mids en de lage tonen. De drie regelingen werken in op elkaar, de hoge en lage tonen worden minder versterkt als de mids hoger staan. Het is een soort regeling met loudness.
De EF94 is de voortrap van de eigenlijke versterker en dan volgt de fasedraaier met een EC92. De voortrap krijgt een tegenkoppeling via zijn cathode. De EC92 is een triode die als oscillator in ontvangers gebruikt wordt.
De eindtrap gebruikt onafhankelijke cathodeweerstanden die instelbaar zijn om de stroom de egaliseren. Hier ook wordt het schermrooster direct op de hoogspanning aangesloten (met een stopweerstand van 100Ω).
Later werden er slechts weinig buizen met een hoog vermogen zoals de EL51 op de markt gebracht. In het geval er meer vermogen nodig was, werden er gewoon een aantal EL34 parallel geschakeld.
Het restaureren van dergelijke versterkers uit de beginjaren 1950 is niet aangeraden: de gebruikte buizen zijn moeilijk te vinden, de audiokwaliteit is matig (dit zijn sonorisatieversterkers), de transformatoren kunnen aangetast zijn door de roest en de condensatoren moeten waarschijnlijk allemaal vervangen worden.
|