De mullard faseomkeertrap heeft een gelijke uitgangsimpedantie, wat een pluspunt is bij het sturen van eindtrappen met een relatief grote ingangsimpedantie (millercapaciteit en roosterweerstand van lage waarde). Maar de uitgangsspanningen zijn onvoldoende symmetrisch, wat men kan oplossen door anodeweerstanden met een ongelijke waarde.

Als we de gemeenschappelijke cathode voor de wisselspanning ontkoppelen aan de massa, dan hebben we op de anode van de gestuurde triode een wisselspanning van bijvoorbeeld 10V en op de anode van de niet-gestuurde triode een wisselspanning van 0V.

Omgekeerd, zetten we een gelijke wisselsspanning zoals op de ingang van de gestuurde triode op de gemeenschappelijke, dan hebben we geen wisselspanning op de anode van de gestuurde triode en een spanning van 10V op de anode van de niet gestuurde triode.

De wisselspanning op de gemeenscheppelijke cathode moet dus precies de helft zijn van de spanning op het rooster van de gestuurde triode. Dan staat er een gelijke wisselspanning van 5V op beide anodes.

We gaan dit realiseren met de volgende schakeling. We hebben eerst een triode die voor een laagohmige uitgang moet zorgen. Daarmee wordt ook de linkse triode gestuurd. Met de spanningsdeler bekomen we de halve wisselspanning die we nodig hebben. De transistor is een exemplaar met hoge versterking, zodat de spanningsdeler nauwelijks belast wordt. Op de gemeenschappelijke cathode hebben we een wisselspanning die precies de helft is dan de spanning op de gestuurde triode.

De schakeling is uitgeregkend voor triodes van het type ECC82, die in dit geval een roostervoorspanning van -6.3V nodig hebben.

Als we op de ingang van de schakeling en wisselspanning van 10V hebben, dan hebben we op iedere anode een wisselspanning van 40V. De ECC82 heeft in deze schakeling namelijk een spanningsversterking van tweemaal 5× en de voortrap van 0.8×.

De anodeweerstand van 22kΩ dient om de dissipatie in de voortrap te beperken maar ook om de schakeling te stabiliseren. Men moet namelijk 11.4V hebben om de cathode (5mA). Heeft de buis een hogere of lagere versterking, dan heeft dit een invloed op de cathodestroom, maar natuurlijk ook op de anodestroom, en dus de spanning over de weerstand van 22kΩ die de stroom stabiliseert via de weerstand van 33MΩ.

* Aan dit punt moet er nog een elko naar massa voorzien worden zodat de wisselspanning niet kan terugvloeien naar de ingang. 10µF:350V is voldoende.