Buizenversterkers
Voortrap en fase-omkeertrap
Concertina

De Concertina of Cathodyne fase-omkeertrap is één van de meest gebruikte omkeertrappen. Het is een eenvoudige schakeling, maar heeft als nadeel dat het geen zware belastingen kan aansturen.
-

-

De omkeertrap met een enkele triode wordt ook "Concertina" genoemd in de oude vakliteratuur, een benaming dat je vaker zal tegenkomen is cathodyne. Ook split load kan je tegenkomen: de belasting wordt immers gesplitst over anode en cathode.

De trap werkt als een accordeon (soms zal je ook die naam terugvinden): als de spanning over de anode zakt (triode meer in geleiding) dan stijgt de spanning over de cathode. De concernina heeft dus een sweep die 50% bedraagt van een normale versterkertrap of een andere type omkeertrap.


Concertina — cathodyne — accordeon


Skoopbeeld op anode en cathode bij oversturing


Niet geschikt om zware eindbuizen in classe AB2 aan te sturen

Ik heb er maar direct de voortrap erbij getekend. R14 en R18 zijn de cathodeweerstanden die de roosterspanning instellen. Deze schakeling "versterkt" het signaal met ongeveer 0.9× ŕ 0.95× (een lichte verzwakking van het signaal). Met de voortrap erbij bekomen we een versterking van 15× (in feite tweemaal 15×).

Deze schakeling is eenvoudig en geeft een zeer goede fase-omkering. Maar er is iets dat je niet op de afbeelding ziet, en dat is de verschillende inwendige weerstand van de buis op anode en kathode. Veronderstellen we dat de volgende trap redelijk laagohmig is.

We sturen een wisselspanning op het rooster van de tweede ECC83. Op cathode hebben we een signaal in fase en op de anode in tegenfase. Maar als we de cathode laagohmig afsluiten (na C20) dan kan de buis de nodige stroom leveren (de dynamische inwendige weerstand op de cathode is in de grootte-orde van 700Ω voor een ECC83). De dynamische weerstand van de anode is echter 100× groter, waardoor de buis de laagohmige uitgang niet kan aansturen.

De wisselspanning op de anode is veel lager dan die op de cathode als men een relatief laagohmige belastingsweerstand gebruikt. Men zal in de praktijk een belastingsweerstand (roosterweerstand van de eindbuis) kiezen van 1MΩ waarbij het verschil in impedantie geen rol speelt. Een omweg om het verschil in versterking te compenseren is de fase-spanning af te tappen aan het knooppunt R18/R19, maar enkel metingen met een nauwkeurige voltmeter kunnen de exacte amplitude van beide uitgangen tonen (ingangssignaal 100mV effectief op 400Hz, uitgangssignaal zou dan ongeveer 1.5V effektief moeten zijn op beide uitgangen).

Met een dergelijke omkeertrap kan je een paar EL84 aansturen, maar je zal in de problemen komen als je een "zware jongen" moet aansturen zoals een PL504 of PL519. Deze buizen moeten zeer sterk aangestuurd worden (waarbij de roosterspanning zelfs lichtjes positief mag worden om het potentieel van de buizen optimaal te benutten). De PL504 en andere hebben een hoge roostercapaciteit. Deze fase-omkeertrap volstaat niet in deze situatie: men moet de fase-omkeertrap laten volgen door een drivertrap.

Het is niet mogelijk een triode te gebruiken die een lagere inwendige weerstand heeft zoals de ECC82, want de correcte werking van de omkeertrap berust op het feit dat de versterking van de buis zo hoog mogelijk is (µ ≥ 100).

Bij een cathodyne wordt vaak aangegeven dat een cathodyneschakeling correct is ingesteld als men een spanning van 1/3 heeft over de onderste weerstand, 1/3 over de bovenste weerstand en 1/3 over de triode.

Een betere spanningsverdeling is 1/4 (onderste weerstand), 2/4 (triode) en 1/4 (bovenste weerstand) zodat de sweep maximaal is. We nemen een voorbeeld: in rust hebben we een spanning van 50V (onderste weerstand) en 150V (bovenste weerstand), de voedingsspanning bedraagt 200V. We leggen een wisselspanning van 100V top-top aan (het theoretisch maximum dat de schakeling kan verwerken). De spanning over de onderste weerstand gaat van 0V (triode uit geleiding) tot 100V en de spanning gemeten aan de bovenste weerstand gaat van 200V (triode uit geleiding) tot 100V.

In de praktijk zal men echter een spanningsverdeling van 1/5, 3/5 en 1/5 kiezen, zodat er altijd een voldoende spanning over de triode staat. De gain van bepaalde triodes gaat sterk achteruit als de anodespanning te laag wordt, dit is bijvoorbeeld het geval met de veel gebruikte dubbeltriode ECC83. Bij een maximale uitsturing (hier ook van 100V top-top met een voedingsspanning van 250V) blijft er 50V over de triode bij maximale positieve uitsturing.

Vervorming door de asymetrische uitgangen

Laten we een voorbeeld nemen, een ECC83 enkelvoudige omkeertrap (cathodyne) die een paar zware buizen moet aansturen (beam tetrodes). Deze buizen moeten sterk uitgestuurd worden, waarbij de roosterspanning positief kan worden bij maximale belasting (classe AB2).

We tonen het signaal op beide stuurroosters van de eindbuizen. De eerste curve is die van de anode van de concertina trap ("anode output"), de tweede curve is die van de cathode ("cathode output").

We beginnen met de cathode curve. We zien dat de curve redelijk lineair is, en dat is ook normaal, omdat de cathode laagohmig is en de eindtrap probleemloos kan uitsturen, zelfs als de roosterspanning lichtjes positief wordt.

Bij de anodecurve zien we twee vreemde verschijnselen:

  • Als de anodespanning stijgt, dan wordt de roosterspanning geclampt en kan niet positief worden. De anode-uitgang is immers meer hoogohmig en kan geen stroom leveren (als het stuurrooster positief wordt, dan loopt er een kleine roosterstroom). Deze vervorming zorgt voor de typische buizenklank bij gitaarversterkers, maar is niet op zijn plaats bij hifi versterkers.

  • Als de anodespanning daalt, hebben we een negatieve piek. Die wordt namelijk veroorzaakt door de cathode van de cathodyne die nu zo sterk positief wordt dat er een roosterstroom gaat lopen in de eindbuis (het stuurrooster van de eindtrap gedraagt zich als een diode in geleiding, zie figuur). Het is alsof de omkeertrap extra ontkoppeld wordt als de cathodespanning hoger wordt. Daardoor stijgt de versterking van de cathodyne, met de extra negatieve piek op de anode van de cathodyne.
Overigens heeft die negatieve piek nauwelijks effekt op de eindbuis, want bij een spanning van -60V is de eindtrap bijna volledig uit geleiding en zijn bijdrage tot de klank is minimaal. Een extra negatieve piek zal geen hoorbaar effekt hebben, want de buis is reeds afgeknepen.

Dit is de reden waarom een concertina/cathodyne-schakeling best niet gebruikt wordt om zware eindbuizen van een hifi versterker aan te sturen. Bij een gitaarverstreker zijn die vervormingen juist wel gewenst.

De omkeertrap met enkele triode heeft een zeer hoge inwendige weerstand (dynamische weerstand) en kan dus aangestuurd worden door alle soorten ingangstrappen, en in het bijzonder door pentodes en cascodeschakelingen.


Cathodyne met bootstrap (groen)
en impedantie-correctie (rood)

Een laatste versie van de cathodyne

De cathodyne fasedraaier geeft geen signaalversterking. De voortrap moet het signaal voldoende versterken om de outputtrappen volledig uit te sturen. Indien men tegenkoppeling zou toepassen, dan is de totale versterking onvoldoende om eindbuizen te sturen, de amplitude moet 10V effektief bedragen voor een paar EL84 en zelfs 25V voor een paar EL34.

Bij een cathodyne verzorgt enkel de voortrap de signaalversterking. Iedere buis geeft een welbepaalde versterking, die gelimiteerd is door de µ van de buis. De anodeweerstand vermindert nog wat de versterking.

De bootstrapschakeling (in het groen) zorgt ervoor dat de anodeweerstand een bijna oneindige waarde heeft voor wisselspanning, zodat de versterking kan stijgen tot µ. We tappen het signaal af aan de cathode van de fase-omkeertrap. De voortrap versterkt alsof de belastingsweerstand niet meer zou bestaan (stroombron). De ingangsweerstand van de fase-omkeertrap zelf is nagenoeg oneindig.

Om het effekt van de weerstand te onderdrukken moet er een compensatieschakeling bijgevoegd worden (rood) die de impedanties die de buis ziet egaliseert. Na berekeningen en testen bleek een waarde van 120kΩ ideaal zodat de amplitudes van het signaal op anode en cathode van de omkeertrap gelijk zijn.

Met deze schakeling kan je een paar EL84 direct sturen, zelfs met een tegenkoppeling van 10dB. Om een paar EL34 aan te sturen kan je de schakeling ombouwen naar een williamsonschakeling door een tweede dubbele triode te gebruiken.

Deze schakeling heeft geen anti flash diode die op de tweede triode geplaatst moet worden om de buis te beschermen tegen een te hoge spanning tussen roooster (verbonden met de voedingsspanning via een weerstand van 100kΩ) en de cathode (aan de massa via een weerstand van 47kΩ).

De concertina/cathodyne/split load schakeling is bedoelt om twee identieke signalen met omgekeerde fase te leveren. Bij de SRPP schakeling is de amplitude van het cathode— en anodesignaal identiek, maar beide eindtrappen krijgen toch een verschillend stuursignaal aangeboden.

De meest voorkomende SRPP schakelingen gebruiken geen cathodyne voortrap meer, nochtans kan deze trap de vervorming bij maximum vermogen verminderen.

De concertina fasedraaier kan ook uitgerust worden met transistoren in plaats van triodes: de pagina concertina/split load/accordeon/cathodyne met transistoren staat hier.

Een voorbeeldschakeling met voorversterker en cathodyne met ECF80 staat hier. Daarmee combineert men de hoge versterking van de pentode met een triode die een relatief hoge stroom kan leveren.

Publicités - Reklame

-