Zoals bij transistoren bestaan er bij buizen standaardschakelingen: de schakeling met gemeenschappelijke cathode, gemeenschappelijke anode en gemeenschappelijk rooster |
-
Gemeenschappelijke cathodeDit is de meest gebruikte schakeling. Het signaal wordt op het rooster aangeboden en versterkt afgetapt aan de anode. De referentie-electrode is de cathode (ingang en uitgang ten opzichte van de cathode). De schakeling veroorzaakt een fasedraaing van 180°.
Indien er geen speciale eisen gesteld worden, wordt deze schakeling gebruikt. De schakeling kan gebruikt worden voor voorversterkertrappen, stuurtrappen en eindtrappen. Gemeenschappelijke anodeDe spanning wordt hier ook aangeboden op het rooster, maar afgetapt aan de cathode. De schakeling wordt soms ook cathodevolger genoemd, omdat de cathode het signaal op het rooster volgt. Er is geen fasedraaing.
Deze schakeling wordt gebruikt als men een laagohmige belasting moet aansturen.
Gemeenschappelijk roosterHet rooster wordt wat betreft de wisselspanning aan de massa aangelegd. Dit wordt gedaan om geen wisselwerking te hebben tussen ande en rooster door de miller capaciteit (capaciteit tussen anode en rooster) die door de versterking van de buis virtueel in waarde wordt verhoogd. Er is hier ook geen fasedraaing tussen ingang en uitgang.Dit is de enige schakeling waarbij er stroom door de signaalbron loopt. Bij een GC of GA schakeling loopt er maximaal een stroom van een paar microampères door het rooster. De volledige anodestroom loopt ook door de cathode, waardoor men een lage ingangsweerstand heeft.
De tweede buis van een mullardschakeling wordt via zijn cathode gestuurd. Alle drie schakelingen hebben gemeenschappelijke eigenschappen. De spanningsversterking wordt grotendeels bepaald door de uitgangsimpedantie. Men kan de versterking verhogen door de anodeweerstand in waarde te verhogen zodat de anodestroom kleiner wordt, maar met een te hoge uitgangsimpedantie kan de volgende buis niet meer correct aangestuurd worden. Anderzijds is het ook mogelijk een anodeweerstand met een lagere waarde te gebruiken om de anodestroom te verhogen (en de inwendige weerstand te verlagen), maar niet alle triodes blijven lineair werken bij een verhoogde stroom. Zo zijn er bijvoorbeeld twee dubbeltriodes met andere eigenschappen: de ECC83 die voorzien is voor lage anodestromen (1mA) en een hoge versterking, terwijl de ECC82 een hogere stroom aankan maar een lagere spanningsverterking heeft. Deze standaardschakelingen worden ook toegepast met transistoren. |
Publicités - Reklame