Mijn grootvader had het altijd over ”un poste de TSF“ en daarmee bedoelde hij niet alléén de oude lampenradio, maar evengoed de platenspeler of de televisie. TSF betekende vroeger "télégraphie sans fil" en later "téléphonie sans fil": de radio werd immers eerst gebruikt om morse uit te zenden (cfr. de Titanic), later kwam daar ook spraak bij. Een GSM is dus eigenlijk ook een "poste de TSF". Je kan er berichtjes mee versturen, en zelfs mensen mee opbellen. Mijn grootvader zou een GSM ook "un poste de TSF" genoemd hebben. |
-
Lampenradio
Juist een computer in herstelling gehad, nog geen 4 jaar oud (er zit een logo "windows 7" op de behuizing). De computer herstart zomaar. Op het moederbord zie ik enkele lekkende elko's. Het moederbord is reeds aangetast, herstellen heeft geen zin. Container.
Een van de balieverkopers vraagt of ik een nieuw stekken aan zijn radio kan zetten. Het is een Saba uit 1963 (gemakkelijk te achterhalen als je de evolutie van de technologie kent).
Men hoort geen 50 of 100Hz brom, terwijl dat het toestel slechts twee elko's van 50µF gebruikt om de stroom voor 4 pentodes te filteren. Een push pull schakeling is altijd minder bromgevoelig omdat het bromsignaal beide eindpentodes bereikt: het bromsignaal wordt daardoor onderdrukt.
Dit toestel is namelijk uitgerust met een volwaardige stereo-dekoder. De meest toegepaste constructie is een aparte module die met een speciale stekker op de hoofdschakeling aangesloten wordt. De goedkope uitvoering heeft geen stereo-dekoder, enkel de meer "luxere" uitvoering. De stereo-uitzendingen op de FM band werden in 1961 gelanceerd, en de meeste fabrikanten hadden hun ontwerp nog niet aangepast. De module kon ook nadien ingebouwd worden.
Tegenwoordig is de stereo-dekoder een halve IC, zelfs niet. Stereo-multiplex komt hier binnen, L gaat hier uit en R hier uit, maar hoe zo'n demultiplexer werkt, niemand die dat weet! Bij het ontwerp van FM-stereo moesten de stereo-uitzendingen compatibel blijven met de bestaande systemen. Men stuurt dus het L+R signaal uit zoals bij de mono-uitzendingen. Het verschilsignaal stuurt men door als een gemoduleerd signaal met onderdrukte draaggolf. Met het verschilsignaal kan men uit het somsignaal de R en L component scheiden. Hoe dit praktisch te werk gaat aan zenderzijde is eenvoudig: men stuurt alternerend het linkse en rechtse signaal uit. Mono-ontvangers geven dus alternerend het linkse en rechtse signaal weer, maar omdat de onschakelfrekwentie zo hoog is (38kHz) merkt men de omschakeling niet. Men stuurt de 38kHz draaggolf niet uit, maar enkel een zwakke piloottoon op de halve frekwentie (19kHz). Deze frekwentie ligt buiten het gebied van de audioband (20Hz - 15kHz) en buiten het gebied van de zijbanden van de stereo-informatie (23-53kHz), waardoor de demodulator niet gestoord kan worden. De fase van de piloottoon is belangrijk, want die gaat de demodulator in de ontvanger sturen. Is de fase niet correct, dan zit er een stukje links als het rechtse kanaal weergegeven moet worden en omgekeerd (met als gevolg een sterke vermindering van de kanaalscheiding). De piloottoon wordt trouwens ook gebruikt om het RDS signaal te reconstrueren. Het electrisch schema van de stereo multiplex decoder wordt op een aparte pagina besproken. Bij FM uitzendingen is de kanaalscheiding beperkt. Vaak wordt de funktie "high blend" toegepast om de hoge tonen (die het meeste ruis bevatten) samen te voegen. Enkel de middentonen bevatten dus de stereo-informatie. Synchrone demodulatie wordt vaak toegepast, zelfs bij AM ontvangst in de betere toestellen. Synchrone demodulatie maakt het mogelijk het modulerend signaal beter af te scheiden uit de draaggolf (uitmiddeling van de dubbelzijdig gelijkgerichte draaggolf), terwijl de piekdetektie (toegepast bij enkelzijdige detectie) nogal storingsgevoelig is. Synchrone demodulatie maakt het zelfs mogelijk om stereo-uitzendingen op AM te ontvangen (in Amerika, waar de beschikbare bandbreedte voor AM zenders groter is). Dankzij synchrone demodulatie is de geluidskwaliteit veel beter omdat de storingen beter onderdrukt worden.
Er werden volop draagbare lampenradios gemaakt, voorzien voor batterijvoeding. De gebruikte buizen waren aangepaste modellen die genoeg hadden aan 90V anodespanning. De gleispanning bedroeg 1.4V en werd geleverd door één enkele batterij. Deze buizen waren ontworpen voor een zo laag mogelijk verbruik, en de batterijen gingen even lang mee als bij een transistorradio. De gloeistroom per buis bedroeg 50mA bij 1.4V (de cathode was altijd indirect verhit om een laag verbruik mogelijk te maken). Twee eindpentodes DL96 leverden 500mW in classe B (met een vervorming van 2.6%), dit is veel meer dan wat een paar OC72 of OC74 konden leveren (de enige vermogenstransistoren die toen leverbaar waren). |
Publicités - Reklame