Radio
Hybride autorasio's (buizen en transistoren)
Historiek

De radio

De hybride radiotoestellen (draagbare toestellen met lampen en transistoren) worden hier besproken. Indien deze batterijgevoede toestellen een laag verbruik moeten hebben (direct verhitte cathodes), is dit niet het geval met autoradio's die gevoed worden uit de autobatterij (indirect verhitte cathodes).
-

-


Voorbeeld van een europese autoradio met buizen en transistoren (enkel AM)

Tot aan de tweede wereldoorlog gebruikten de autoradios een spanning van 6.3V voor de gloeidraad en een triller om de hoogspanning te maken. In de jaren 1950 werden er specifieke buizen gemaakt die gevoed konden worden op batterijspanning, zowel 6.3 als 12.6V. De maximale spanning van deze buizen is beperkt tot ongeveer 40V, je kan ze dus niet gebruiken in gewone netgevoede radiotoestllen.

Deze autoradios hadden normaal geen FM band (en ook geen RDS, trouwens!). Om de FM band te ontvangen was er een extra buis nodig, een ECC86, vergelijkbaar met de ECC85, maar werkend op een lagere spanning. De ECC86 had electrodes die zeer dicht bij elkaar geplaatst waren en ten gevolge van fabricagetoleranties moest de FM trap opnieuw afgeregeld worden na het vervangen van de buis.

De radio gebruikt een EF97 voor de hoogfrekwente versterking. Dit is een algemene buis die ook voor de middenfrekwent trappen gebruikt wordt. Een sterke filtering is nodig om de storingen te onderdrukken en de autoradio heeft dan ook drie afgstemde kringen (2 hoogfrekwent en 1 osc).

De mengtrap is een ECH83, die overeenkomt met de bekende ECH81. De laatste middenfrekwent trap bestaat uit een EBF83 met een dubbeldiode voor de detectie en de automatische volumeregeling.

De eerste audiotrap gebruikt een EF98 die een OC30 stuurt. De eindtrap gebruikt twee OC30 in push pull schakeling. Dit is wel nodig om een voldoende vermogen te bekomen in de wagen. Deze transistor heeft een TO3 behuizing, dezelfde behuizing die later door nagenoeg alle vermogenstransitoren gebruikt zal worden. De transitofrekwentie van de transistor is 9kHz (!), juist voldoende voor een AM-radio, waarvan de audio-bandbreedte niet boven de 4.5kHz gaat.

De autoradio heeft verschillende bruggen die gelegd moeten worden naargelang de radio op 6.3 of 12.6V met positieve of negatieve massa moet werken.

De buizen die bij deze radio gebruikt worden zijn zeer specifiek en kunnen niet op een hogere spanning gebruikt worden (overslag).

Amerikaanse autoradio (Motorola Volumatic)


In alle schakelingen worden volgende kleuren gebruikt:
  • groen: HF (hoogfrekwent antennesignaal)
  • blauw: middenfrekwent signaal
  • rood: oscillator gedeelte
  • paars: automatische gain regeling
  • roze: audio gedeelte
  • orange: voeding (plus)

In de Verenigde Staten gebruikt men enkel de middengolf voor commerciële AM uitzendingen. De batterijspanning zit vast op 12V zodat de schakeling vereenvoudigd kan worden.

De hoogfrekwente buis is een 12AC6 pentode met een automatische volumeregeling die op het stuurrooster inwerkt, maar ook op het keerrooster. Alle autoradio's hebben een radiofrekwente voorversterker voor de mixertrap zodat de storingen beter onderdrukt kunnen worden. Een voortrap is ook nodig om te vermijden dat het oscillatorsignaal op de antenne terecht zou komen.

De tweede buis is de mixertrap met 12AD6. De amerikanen blijven gehecht aan hun "pentagrid converter" die nochtans niet zo efficient werkt als de europese triode-heptode. Het radiosignaal komt op het derde rooster. De lokale oscillator (heterodyne) wordt gevormd door het eerste rooster en de twee schermroosters die als anode dienen voor de oscillatorkring.

We hebben dan een middenfrekwente versterkertrap die ook een 12AC6 gebruikt. Hier hebben we ook een automatische volumeregeling, maar beperkt op het eerste rooster.

De audiodetectie en de eerste audio voorversterker gebeurt met een 12F8, een pentode die ook twee diodes bevat. De tweede diode kan daarom gebruikt worden voor de automatische volumeregeling (spanning meer negatief als het signaal sterk is). Om een betere automatische regeling van het volume te hebben werkt de gedetecteerde gelijkspanning ook op de eerste LF pentode (in de meeste radiotoestellen is dit niet het geval).

Dan hebben we een vreemde buis, de 12K5 die een tetrode met ruimtelading is. Het te versterken signaal wordt op rooster 2 aangelegd terwijl er een positieve spanning op het eerste rooster aangelegd wordt (ruimteladingsrooster). Dergelijke buizen kunnen een wat hogere anodestroom leveren dan een triode of pentode die op lage spanning werken. Men heeft immers een vermogen van 35mW nodig om de eindtransistor aan te sturen.

Bij deze lage spanningen zijn geen enkele buizen in staat de luidspreker aan te sturen, zeker in een auto, waar men een redelijk sterk audiosignaal nodig heeft. De eerste autoradio's gebruikten een mechanische triller om de hoogspanning op te wekken, maar dat was geen betrouwbare oplossing.

De 2N176 transistor kan een voldoende vermogen leveren, zelfs in single ended uitvoering, maar zijn maximale frekwentie is beperkt tot 7kHz. Dit vormt geen probleem voor een AM radio met zijn beperkte bandbreedte.

Publicités - Reklame

-