De radio
De overgang van electronenbuis naar transistor is in Europa zeer traag verlopen, en er zijn daar twee redenen voor te vinden: de kostprijs van de eerste transistoren en de onbetrouwbaarheid van de componenten. |
-
BatterijenEr werden speciale batterijen gebouwd voor de hoogspanning: batterijen van 67.5V (45 cellen van 1.5V), 75V (50 cellen) en 90V (60 cellen). Het verbruik van de radios was bijzonder laag en de batterijen gingen lang mee.De hoogspanningsbatterij werd vroeger "B" batterij genoemd: de "A" batterij was de batterij voor de gloeispanning. Bij de eerste radiotoestellen (voor de tweede wereldoorlog) gebruikte men soms een "C" batterij met verschillende aftappingen op 1.5V, 3V enz. Het vermogen dat deze batterij moest leveren was nijna nihil. Deze batterij werd gebruikt voor de polarisatie van de buizen, maar men zal snel verschillende methodes ontwikkelen om de buizen automatisch te polariseren. De luchtzuurstofcel was eigenlijk een batterij waarbij lucht als depolarisator gebruikt werd in plaats van mangaandioxide. Deze batterijen werden gebruikt in toepassingen die een lage stroom nodig hadden gedurende een lange tijd, voornamelijk lichtsignalisatie. Er zijn geen buizen ontworpen die op lage batterijspanning konden werken zowel voor de gloeispanning als de anodespanning. Er is 1.5V nodig voor de gloeispanning (de cathode moet altijd direct verhit zijn om een betere emissie te hebben) en men heeft een hogere spanning nodig voor de anode. Men kon dan evengoed een hoogspanning van 45, 65 of 90V gebruiken, waarbij het rendement hoger was en men dus één buis kon uitsparen.
Prijzen radioWat is de prijs van de aktieve componenten van een buizenradio? Ik heb hier een prijslijst van het begin van de jaren 1970 uitgedrukt in franse frank. Rekening houdend met de inflatie zou men kunnen stellen dat dit prijzen in euro zijn.
Het zijn vooral de prijzen van de radiofrekwente transistoren die hoog liggen. De transistoren hebben ook een lagere versterking, zodat er meer trappen nodig zijn om eenzelfde gevoeligheid te bereiken.
Prijzen pick up versterkerDe verschillen zijn ook merkbaar bij een versterker voor een platenspeler. Men kan hier zowel een ECL82 of een ECL86 gebruiken, voor een audiovermogen van 2 of 3W.
Prijzen audio versterkerVoor de buizenversterker kiezen we de moderne uitvoering van een Williamson versterker
We komen dus aan een kostprijs van 45.08€ voor een versterker die een vermogen van minstens 20W kon leveren. Voor zo'n vermogen waren er geen transistoren beschikbaar. Het vermogen is berekend voor een versterker met cathodeweerstand polarisatie, dat was toen de gebruikelijke manier. Een minpunt is de balanstransformator, die redelijk duur is omsat die op een speciale manier gewikkeld moet worden om een kwaliteitsvolle weergave te bekomen. Voor een meer bescheiden versterker gebruiken we volgende bezetting
Het voordeel van de transistorversterker is dat het rendement van de schakeling hoger ligt (geen gloeispanning en lagere ruststroom) waardoor men op de transformator kan besparen. Aan de andere kant waren de transistorversterkers bijzonder onbetrouwbaar, de eindtrappen gingen defekt bij een kortsluiting van de luidspreker. De AD161 en zijn complementaire broer waren voorzien voor een collectorspanning van 20V en een maximale stroom van 3A. Uitgaande van deze cijfers zou de versterker maximaal 20W kunnen leveren, maar we zitten met een maximale dissipatie van 4W, het continu-vermogen van de versterker kan de 10W niet overschrijden. De versterking van deze germanium transistoren lag wel bijzonder hoog voor eindtrappen, waardoor men in verschillende ontwerpen de tussentrap AC127/AC128 kon vermijden. De geluidskwaliteit was echter lager en voor veeleisende toepassingen (public address) bleef men de voorkeur geven aan buizenversterkers. Omdat de transistoren duur waren probeerde men schakelingen te bouwen met zo weinig mogelijk transistoren (en dus zonder tegenkoppeling), waardoor de geluidskwaliteit niet optimaal was. Men kon trouwens moeilijk aan een vermogen van meer dan 10W geraken in die periode. Dan is de tijd van de 2N3055 gekomen, en iedereen bouwde semi-complementaire eindtrappen met deze transistoren (de versterkers klonken nog akeliger, maar men haalde eindelijk een vermogen van 50W). Wegens de zeer lage stroomversterking van de 2N3055 moest men een complexere stuurtrap gebruiken. De eerste transistorversterkers met schema's staan hier. |
Publicités - Reklame