Voor de uitvinding van de transistor werden er in de Verenigde Staten lampenradio's gebouwd. Dit zijn enkele draagbare radiotoestellen die specifieke lampen gebruiken om het vermogen te drukken. |
-
Deze buizen zijn allemaal voorzien voor een gloeispanning van 2V geleverd door een 2V loodaccu (niet echt draagbaar dus). De gloeidraden trekken een stroom van 60mA (240mA voor de eindpentode). De buizen zijn van het octalformaat, deze buizen hebben de afmeting van normale radiobuizen uit die tijd (voor de tweede wereldoorlog). De noval en mininoval buizen zullen pas na de oorlog gebruikt worden. In Europa gebruikt men de letter "K" voor de aanduiding van een gloeispanning van 2V, er zijn echter zeer weinig "K" buizen: in Europa zal men pas draagbare radio's bouwen na de oorlog, en dan zal men geen loodaccu meer gebruiken, maar zink-koolstof batterijen of oplaadbare nickel-cadmium accus (gloeispanning: 1.4V, letter D) De eerste trap is een normale heptode (pentagrid converter) waarbij het eerste en tweede rooster de oscillatorkring vormen en het antennesignaal op de top van de buis (vierde rooster) toekomt. De aansluiting op de top van de buis (cap) zorgt voor minder beinvloeding van het oscillatorsignaal en wordt vaak toegepast bij heptode mengtrappen. De tweede trap is een normale radiofrekwente verterkertrap. Deze twee trappen hebben allebei een automatische volumeregeling (AVR). We hebben dan een dubbele diode voor de detectie en de AVR. De triode wordt als laagfrekwente versterker gebruikt. Tot nu toe hebben we de normale configuratie van de "all american five" (behalve dat we specifieke buizen gebruiken). Maar dan hebben we een parafase fasedraaier en dubbele pentode voor de output. Het is een parafase onder de vorm van anode follower. De parafase is de enige omkeertrap die met een cathode aan de massa kan werken. De eindtrap is een dubbele pentode die in push pull gebruikt wordt. De buis kan een vermogen leveren van 1W bij een voedingsspanning van 135V. Hier bedraagt de spanning 90V en halen we een vermogen van ongeveer 350mW. De batterijen zijn extern aan de radio. Door het gebruik van buizen in een standaard formaat kan de radio niet klein gemaakt worden. Er zijn drie batterijen nodig:
De eerste trap is zoals gewoonlijk een pentagrid converter (1R5), maar met een vreemde constructie waarbij het oscillatorsignaal niet van het antennesignaal gescheiden wordt. Het schermrooster is namelijk de anode van de oscillatorkring, daardoor kan de buis blijkbaar ok oscilleren op hogere frekwenties (tot 20MHz), wat hier echter niet nodig is. De buis heeft echter een keerrooster dat bij deze relatief lage spanningen niet nodig is. De tweede trap is een middenfrekwent versterker met een 1T4, eveneens een buis die aangepast is voor de werking op batterijspanning. De buis is geschikt voor serie en parallelwerking wat betreft de gloeidraad (1.4V, 50mA). We hebben dan een diode-pentode 1S5, de diode dient voor de detectie en de AVR, de pentode is de audio voorversterkertrap met een gain van ongeveer 40×. De negatieve roostervoorspanning wordt bereikt door een lekweerstand van 10MΩ. De eindpentode is een 3S4 die een vermogen van 180mW kan leveren bij een anodespanning van 67.5V. We hebben een niet-ontkoppelde cathodeweerstand die een spanningsval van ongeveer 7V veroorzaakt, waardoor het vermogen nog wat meer beperkt wordt. Er is ook nog een collectieve weerstand in de negatieve voedingslijn. Voor de batterijvoeding is het systeem relatief eenvoudig: we hebben een plaatbatterij van 67.5V (verbruik ongeveer 5 à 7mA) en een gloeibatterij van 7.5V (verbruik van 50mA), alle gloeidraden worden in serie gevoed. Het wordt echter complexer als het toestel op netspanning moet werken. We hebben eerst een gelijkrichtdiode 117Z3, een diode die specifiek ontwikkeld werd om te werken op netspanning wat betreft de gloeispanning. Het is een buis die een relatief hoge stroom kan leveren, want de buis moet ook de gloeistroom voor de verschillende buizen leveren. Met het verbruik (anodespanning) komt men aan een stroom van 60mA. Deze buis is enkel in werking als het toestel uit het net gevoed wordt. De gelijkgerichte voedingspanning wordt eerst gereduceerd tot de geschikte hoogspanning en dan verder verlaagd voor het voeden van de gloeidraden. Er zijn verschillende elko's op de hoogspanning geplaatst om de brom te verminderen: 60µF, 25µF en 150µF. Deze relatief hoge waarden zijn nodig omdat de stroom die gefilterd moet worden veel hoger is dan bij een normale radio. De gloeispanning van de direct verhitte buizen moet gelijkgericht en gefilterd worden. De volgende radio komt uit het Verenigd Koninkrijk maar gebruikt amerikaanse buizen. Bepaalde fabrikanten gebruikten de amerikaanse buizennomenclatuur in plaats van de europese. De hoogfrekwente trap is een 1R5, een buis die we al tegengekomen zijn in de vorige radio. Deze radio heeft echter een bereik voor de lange en middengolf, en dus een extra schakelaar voor de golflengte. De heptode heeft ook een AVR op het antennesignaal. De middenfrekwentpentode is hier ook een 1T4 en de detectie en audio voorversterking gebeurt door een 1S5. De eindtrap gebruikt een 3V4. Bij parallelschakeling van de gloeidraden bedraagt de gloeistroom 100mA. Het vermogen is 250mW bij een vervorming van 10% (85V anodespanning). De radio gebruikt een collectieve weerstand in de minleiding om de voorspanning van de eindtrap te bekomen. Alle gloeidraden worden in parallel geschakeld voor een totale stroom van 250mA. Een grote 1.5V batterij (D formaat) kon stroom leveren gedurende 10 uur. Na de tweede wereldoorlog werden er ook draagbare lampenradio's in Europa gebruikt. |