Radio
Ontstaan van de radio 3: interbellum
Historiek

De radio

In het interbellum werd er overgestapt van rechtuitontvangers naar superheterodyne ontvangers, waarbij de frekwentie van het antennesignaal verlaagd wordt en omgezet wordt in een vaste frekwentie die gemakkelijker versterkt kan worden. Op deze pagina bespreken we twee schakelingen die voor de tweede wereldoorlog gebruikt werden.
-

-

In alle schakelingen worden volgende kleuren gebruikt:
  • groen: HF (hoogfrekwent antennesignaal)
  • blauw: middenfrekwent signaal
  • rood: oscillator gedeelte
  • geel: automatische gain regeling
  • paars: audio gedeelte

All American Five

Bij een super wordt het antennesignaal omgezet naar een lagere middenfrekwentie die gemakkelijker versterkt kan worden. De superontvanger was een amerikaanse uitvinding, maar de verbetering werd slechts langzaam ingevoerd. Er was immers één buis meer nodig.

De superheterodyne gebruikt een locale oscillator en een mengtrap om de radiofrekwentie te veranderen naar een vaste frekwentie die geldig is voor alle zenders. De kringen moeten niet meer afgesteld worden (behalve twee: de ingangsfilter en de oscillator). Er is meer informatie over de superheterodyne op de pagina van de modulatietechnieken.

Buizen versterken beter op een lagere middenfrekwentie. De gekozen middenfrekwentie was toen ongeveer 110kHz (veel lager dan de middenfrekwentie die later gebruikt zal worden). Door een vaste middenfrekwentie te gebruiken is de afregeling van het toestel veel eenvoudiger: men moet de verschillende trappen maar afregelen op één frekwentie.

All american five
Bij deze toestellen moet het zo goedkoop mogelijk zijn: geen nettransfo en het minimum aantal buizen. In Amerika werd er enkel uitgezonden op de middengolf, de lange golf werd niet gebruikt.

Deze toestellen die in grote aantallen door verschillende fabrikanten gemaakt werden, werden "All American Five Widowmaker" genoemd omdat het chassis onde spanning stond. Die amerikanen kunnen blijkbaar niet tegen een stootje, in Europa werden er ook enkele radio's zonder nettransformator gebouwd, en de meeste televisies uit die tijd waren ook direct op het net aangesloten. En in Europa hebben we 230V en geen 115V (viermaal zo gevaarlijk bij aanraking van het chassis).

De eerste buis is een zelfoscillerende mengbuis en het antennesignaal wordt aan het derde rooster toegevoegd. Latere ontwerpen zullen efficienter zijn.

De volgende buis is een middenfrekwent versterkerbuis, gevolgd door een detectiebuis met triode (audio voorversterking). De automatische volumeregeling is aktief op de twee radiofrekwente buizen.

De eindbuis is een tetrode (hoewel die aangegeven werd als pentode), enkel een beam tetrode kan een voldoende stroom leveren met een voedingsspanning van een honderdtal volts. De buis levert een vermogen van 2W met een vervorming van 10%.

De verwarming van de cathodes wordt verzorgd door een serieketen. Bij de amerikaanse nomenclatuur (RETMA) wordt de gloeidraadspanning aangegeven door het eerste getal: 12 + 12 + 12 + 50 + 35 = 121V

Er bestaan heel veel varianten op dit ontwerp, dat was de tijd dat radiotoestellen nog lokaal gemaakt werden.

Hieronder de eerste trap van een "all american five" radio. Het antennesignaal komt via de bovenaansluiting van de buis (T.C. = Top Cap) zodat er minder beïnvloeding is.


RCA model BP10
RCA Model BP-10
Een draagbare batterijgevoede toestel die rond 1939 op de markt gebracht werd. Het is één van de eerste radiotoestellen die de nieuwe buizen in noval-7 formaat gebruikt, daardoor kan de radio kleiner gemaakt worden. De radio werd ook in Frankrijk gebruikt tijdens de tweede wereldoorlog: de amerikanen dropten dergelijke radio's boven Frankrijk zodat de verzetstrijders naar de BBC konden luisteren. De BBC stuurde opdrachten onder de vorm van gekodeerde boodschappen "Les sanglots longs des violons..."

Het systeem is vergelijkbaar met de "All American Five", maar dan met buizen met directe verwarmde cathode om het verbruik te drukken. Er zijn hier maar 4 buizen, want de gelijkrichtdiode is niet aanwezig. De radio heeft een zelfoscillerende mengtrap, met de roosters 1 en 2 die een oscillatorkring vormen. Het antennesignaal wordt op rooster 3 aangelegd. Dergelijke radiotoestellen hebben de neiging om de oscillatorfrekwentie uit te stralen, en daarvan werd gretig gebruik gemaakt door de gestapo die zo de ontvangers kon opsporen.

De middenfrekwent trap is een pentode, de detectie gebeurt in de volgende trap. Het audiosignaal wordt door de eerste pentode versterkt en gaat dan naar de eindtrap die een vermogen van 120mW kan leveren. De hoogspanningsbatterij (67.5V) ging doorgaans een honderdtal uren mee, terwijl de gloeispanningsbatterij om de 15 uur vervangen moest worden. De radio werd echter bewust weinig gebruikt om localisatie door de duitse patrouillewagens te vermijden.


Een radio van 1935 (Philips 520A)

Philips 520A
Deze radio uit 1935 gebruikte als eerste trap een AK1, een octode (een buis met 8 aktieve electrodes) als zelfoscillerende mengtrap. De octode wordt op de pagina van de mengbuizen verder besproken.

De volgende buis van onze ontvanger is een AF2, en pentode voor algemeen gebruik. Er valt hier niets speciaals op te merken. De detectie gebeurt met een AB1. De diode levert ook het AVR-signaal (automatische volumeregeling) die inwerkt op de twee eerste buizen.

Voor de audioversterking gebruikt de radio twee pentodes, een voortrap E446 en een eindpentode E443. In de radio werd deze pentode vervangen door een PP4101 van Tungsram.

De vermogenspentode heeft een directe verhitting (geen aparte cathode), dit is goed te zien op de laatste foto waarbij de cathode oplicht. Dit was in die tijd de enige mogelijkheid om een voldoende emissie te bekomen. Omdat de gloeidraad die als cathode fungeert gevoed wordt met een wisselspanning is er altijd een lichte brom hoorbaar in de luidspreker (onafhankelijk van de volume).

De vorm van de buizen is nog duidelijk vooroorlogs. Er is nog geen standardisatie van de benaming van de buizen, alhoewel men de eerste sporen van standardisatie kan aantreffen: A geeft de gloeispanning aan (4V), K, F, B de funktie van de buis. Na de tweede wereldoorlog zal men een extra cijfer bijvoegen die de aansluiting aangeeft: EL41, EL84

Na de tweede wereldoorlog verdwijnen de laatste rechtuitontvangers van de markt. Er zijn dan teveel zenders aanwezig en de selectiviteit van een rechtuitontvanger is niet voldoende. Het is niet mogelijk het aantal afgestemde kringen te verhogen, daarbij komt nog dat de bandbreedte afhangt van de frekwentie.

Men heeft lang zelfoscillerende mengbuizen blijven gebruiken terwijl er ondertussen betere alternatieven waren omdat de radiotoestellen belast werden op het aantal buizen en combinatiebuizen verboden waren (mengbuis met aparte oscillator). Dit was vooral het geval in Engeland, maar de fabrikanten die toen al internationaal werkzaam waren schikten zich aan de engelse bepalingen.

De octode in al zijn gedaantes wordt vervangen door een triode-heptode (een buis met 7 actieve electrodes) zoals de ECH35 en een paar jaren later de ECH81. De triode is de oscillator en de heptode is de mengtrap. De verschillende soorten mengtrappen worden hier besproken.

De automatische volumeregeling wordt hier besproken.

Op een volgende pagina zien we radio-ontvangers met buizen van na de tweede wereldoorlog.

Publicités - Reklame

-