|
-
Van zodra men triodes (en later buizen met nog meer electrodes) ging gebruiken, kon de ontvanger verbeterd worden. De afgestemde kring werd minder gedempt, zodat de selectiviteit beter werd. De buis werd als radiofrekwente versterker gebruikt. Soms werd de uitgangspanning teruggevoerd naar de ingang (regeneratieve ontvangers) zodat de ontvanger gevoeliger en meer selectief werd. Detectie gebeurde nog altijd door een galenietkristal, maar de eigenschappen van een dergelijke diode waren niet goed. De kristaldetector op basis van galeniet (loodglans) was niet betrouwbaar. Men is dan de radiobuis zelf als detector gaan gebruiken. Er waren twee systemen toegepast: roosterdetectie en plaatdetectie. De twee systemen werden vaak door elkaar gehaald omdat de werking van de detectie onduidelijk is. Er is een volledige bespreking van deze detectiesystemen op de pagina (zie link). Er is een goede reden waarom men geen diodebuis is gaan gebruiken (terwijl men heel goed wist dat men signalen kon detecteren door een diodebuis): dat was een extra buis die van gloeistroom voorzien moest worden (waardoor de accu sneller leegliep) en waarop extra belasting moest geheven worden (de ontvangers werden toen belast op het aantal lampen). De triode (en later de pentode) die voor de detectie gebruikt werden hadden als voordeel dat ze ook het signaal versterkten, wat de diode niet deed. Diode detectie (warme diode)En we zijn aanbeland bij de diode detectie, de detectie die na de tweede wereldoorlog standaard gaat gebruikt worden in commerciële toestellen. Dit is een veel voorkomende schakeling bij radiotoestellen zonder FM (bij FM gebruikt men een andere type buis (EABC80 of UABC80) met twee extra diodes voor de FM discriminator).De middenfrekwentbuis is een UF89. Aan de kode kan men afleiden dat dit een toestel van de goedkope serie (waarschijnlijk geen voedingstransfo en met alle gloeidraden in serie). We hebben verschillende afgestemde kringen, de selectiviteit zal dus wel goed zijn. Het is een super ontvanger, de selectiviteit wordt bereikt door de middenfrekwent kringen die slechts éénmaal in de fabriek afgeregeld moeten worden. De UBC81 heeft twee diodes, waarvan men er slechts één gebruikt. De tweede diode werd soms gebruikt voor en vertraagde AVR (automatische volumeregeling). De bedoeling is dat er pas geregeld wordt als de signaalsterkte boven een bepaald niveau komt. De diodeschakeling lijkt vreemd, maar dit systeem wordt altijd toegepast zodat men de cathode aan de massa kan houden. De spanning op de anode (en dus ook op het knooppunt R4/R16 wordt des te sterker negatief naargelang de zender sterker ontvangen wordt. Het signaal voor de automatische volumeregeling wordt door R4 en C7 gefilterd zodat de audio weggehaald wordt en de regeling enkel op het gemiddeld signaal werkt. Het radiofrekwent signaal wordt door de cel C15 R16 C30 weggefilterd en men heeft enkel het audiocomponent op de potmeter R5. Er is verder nog een extra filtering onder de vorm van C22 op de anode van de triode. De diodedetectie belast de afgestemde kring meer dan bijvoorbeeld de plaatdetectie, maar hier is het geen bezwaar omdat er al verschillende kringen voor de nodige selectiviteit hebben gezorgd. De diode werkt lineair, behalve voor de zwakste signalen. Bij zulke zwakke signalen is de niet-lineariteit niet het probleem, wel de storingen die dan hoorbaar zijn bij zulke zwakke signalen.
Koude diode![]() Er is ook een automatische volumeregeling voorzien, dat is de oranje lijn die naar een voortrap gaat. Het is niet echt duidelijk in deze schakeling, maar de diode is permanent in geleiding (weliswaar via een hoogohmige weerstand). De diode is met zijn anode verbonden met de plus-leiding via de afgestemde kring. De middenfrekwent transistor heeft zijn emitter ook op de +9V (via een emitterweerstand), maar zijn basis op een halve spanning (ongeveer +6V). Van +6V op de cathode naar +9V op de anode: de detectiediode is zo lichtjes in geleiding.
Door de diode altijd lichtjes in geleiding te houden vermijd met de diodeknik die sterker aanwezig is dan met lampenradio's die met hogere signaalniveau's werken. Als er een sterke zender ontvangen wordt, dat is de diode meer in geleiding (sterkere wisselspanning over de spoel), de spanning op de avr-lijn wordt meer positief, waardoor de middenfrekwent transistor minder basisstroom krijgt en dus ook minder gaat versterken.
Philips is dan op de proppen gekomen met een systeem om de storingen te onderdrukken. Een ander probleem was dat de AM bandbreedte zeer beperkt was (om storingen van het beeldsignaal te onderdrukken). Op de UHF band zorgde dit wel voor problemen want bij een frekwentieverschuiving van de locale oscillator van ongeveer 1% zat de audioband buiten de bandbreedte. Er was een automatische aanpassing nodig, ofwel door de aanpassing van de oscillatorfrekwentie ofwel door een verschuining van de bandbreedte van het audio middenfrekwent gedeelte (varicap links in beeld). Door het intercarrier principe dat mogelijk was bij FM was dit probleem van de baan, overal, behalve in Frankrijk. Er is meer informatie op de pagina over AM geluid bij televisies. |
Publicités - Reklame