Batterijen lampenradio's
De verschillende soorten batterijen voor lampenradio's
Batterijen
-

-

Batterijen

De eerste radiotoestellen werden op batterijen gevoed. Het waren experimenteertoestellen en in de meeste steden was er nog geen electriciteitsnet. Als er wel al electriciteit was, kon het zowel gelijkspanning als wisselspanning zijn, en ook de spanningen waren niet gestandardiseerd.

De lampen die toen gebruikt werden waren niet specifiek ontwikkeld voor batterijvoeding: het waren de enige types lampen die men toen had. Het was toen moeilijk om de netstoringen te onderdrukken. Deze eerste buizen waren direct verhit (de cathode is de gloeidraad), waardoor een gebruik op het electriciteitsnet niet mogelijk was met de middelen van toen.

Na de tweede wereldoorlog had de mens wat meer tijd en er kwamen draagbare toestellen op de markt. De toestellen werkten met specifieke buizen die een laag verbruik hadden. Deze draagbare toestellen konden ook gebruikt worden in streken waar er nog geen electriciteitsnet was.

Een radio op batterijen had doorgaans 3 batterijen, A, B en C genoemd:

  • A Gloeispanning
    Men gebruikte eerst een loodbatterij met één of twee elementen, maar dankzij de fabricage van speciale buizen die met een zeer lage gloeistroom konden werken, was het eenvoudiger te werken met niet-oplaadbare batterijen (geen rompslomp om de loodbatterij weer op te laden, geen lekkende electroliet, enz).

    Buizen die voorzien zijn voor batterijvoeding hebben als eerste letter K of A (loodbatterij, spanning = 2V of 4V) en later D (zink-koolstof batterij, celspanning 1.4V). Ook de bekende "E" buizen (cfr EL84) hebben een gloeispanning van 6.3V, wat overeenkomt met de spanning van een geladen auto loodbatterij.

  • B Hoogspanning, plaatspanning, anodespanning (verschillende benamingen voor eenzelfde batterij).
    Bij de eerste batterijgevoede toestellen bedroeg de hoogspanning meer dan 100V, maar men kon die verlagen tot 67.5V in de latere toestellen dankzij verbeterde buiseigenschappen. De batterij bestaat uit een 50-tal in serie geplaatste kleine zink-koolstof elementen. Een typische batterij kon een stroom van 10mA leveren gedurende 10 uur.

    Op bepaalde schema's werd de aanduiding B+ gebruikt voor de voedingsspanning, zelfs al werd die niet meer door batterijen geleverd. De aanduiding bleef zelfs bestaan toen er overgestapt werd op transistoren.

  • C Polarisatiespanning, negatieve voorspanning (afbeelding rechts).
    De C-batterij heeft aftakkingen op 1.5V, 3V, 4.5V,... om de juiste negatieve roostervoorspanning te bekomen. Een correcte polarisatie van het stuurrooster kon gemakkelijk bereikt worden door middel van een cathodeweerstand, maar daardoor verminderde de beschikbare hoogspanning. Er was ook een vermogenverlies (van 5% of meer) dat vermeden kon worden door een polarisatiebatterij te gebruiken. Het verbruik was miniem en de batterij ging meer dan een jaar mee. Als de buizen een voldoende hoog rendement bereikt hadden, kon men het gebruik van de polarisatiebatterij vermijden.

    De meeste lampen voor batterijgebruik hadden een direct verhitte cathode (de gloeidraad is de cathode) waardoor het niet eenvoudig was om de correcte polarisatiespanning te bekomen. Het gebruik van een polarisatiebatterij was daarom de gemakkelijkste oplossing, zeker bij de allereerste radiotoestellen.

Als je zo'n oude radio moet herstellen moet je een systeem vinden om hoogspanning te verkrijgen, want de typische "B" batterijen worden niet meer gemaakt. Maar er bestaan kleine schakelingen die de 9V of 12V omzetten naar een spanning van 80 of 90V, voldoende voor dergelijke radiotoestellen : battery eliminator.

Dit is de index van de draagbare radio's. Bij de europese draagbare radio's kan je de systemen terugvinden die het mogelijk maken de polarisatiebatterij te vermijden.

Publicités - Reklame

-