De eindtrap stuurt de luidsprekers. Vaak gebruikt men een push pull configuratie die een hoger vermogen mogelijk maakt en bepaalde vervormingen kan onderdrukken. |
-
Eindtrap (push pull)De push pull configuratie kan de vervorming verminderen door de symmetrische constructie. Transistorversterkers gebruiken altijd een push pull configuratie om de vervorming te beperken. Bij een laagvermogen versterker is een push pull configuratie niet nodig bij buizenversterkers (single ended eindtrap).De eindtrap kan zowel in classe A als classe AB werken. Men kan van de ene werkingsclasse overgaan naar de andere door de roostervoorspanning te wijzigen. Het is zelfs mogelijk een versterker zo te ontwerpen dat die in classe A werkt bij lage vermogens (geen overnamevervorming) om over te gaan in classe AB bij hoog vermogen (hoger rendement). Deze werking heet auto-bias.
Bepaalde buizen zijn eigenlijk "gemaakt" om in classe AB2 te werken, zoals de PL504 die een hoge vermogenreserve heeft (kan probleemloos 400mA leveren), maar waarvan de totale anodedissipatie beperkt is tot 16W, de ruststroom moet dan bijvoorbeeld ingesteld worden op 30 à 35mA. Voor de eintrappen gebruiken we pentodes, maar deze buizen hebben een minder lineair verloop als ze sterk uitgestuurd worden (bepaalde buizen hebben nog steeds de kenmerkende tetrode-knik). Het is echter mogelijk een pentode te gebruiken als triode door de schermrooster te verbinden met de anode, maar met een sterke vermindering van het vermogen en de versterking. Een triodeschakeling levert ongeveer 1/4 van het vermogen van een pentodeschakeling en heeft een even sterke uitsturing nodig.
Op dit ogenblik hebben we dus 4 mogelijke configuraties:
Bij iedere configuratie zal men specifieke buizen gebruiken die het best presteren in die specifieke configuratie. Laten we eens de eigenschappen van de configuraties overlopen:
Verschillen classe A en classe ABDe classe AB kan enkel gebruikt worden bij push-pull configuratie. In vergelijking met een transistorversterker is de ruststroom relatief hoger ten opzichte van de maximale stroom bij een buizenversterker. Om een grootte orde te geven: we hebben een ruststroom van 30mA en een maximale stroom van 120mA bij een buizenversterker van 30W. Voor een transistorversterker hebben we een ruststroom van 10mA en een piekstroom van 2A (voor eenzelfde vermogen). Bij bepaalde buizen kan men echter de ruststroom laag kiezen (minder dan 10mA voor een PL504).De polarisatie kan enkel gebeuren met een vaste negatieve roosterspanning. De polarisatie door middel van een cathodeweerstand is niet mogelijk vanwege de veranderlijke stroom. De negatieve roosterspanning kan echter ook gebruikt worden om de versterker in classe A te laten werken, er is enkel een verschil in spanning nodig. De uitgangsimpedantie van de eindtrap is hoger bij een versterker die in classe AB werkt: bij een classe A dragen beide buizen permanent bij tot de totale stroom (en dus de impedantie van de eindtrap), bij een classe AB versterker is één eindtrap afgeknepen terwijl de andere in geleiding is. De stuurspanning moet hoger zijn bij een verterker in classe AB. Als de eindtrap dicht bij de knik gebruikt wordt (lage anodestroom in rust), dan is zijn versterking ook lager (lagere steilheid mA/V). De sweep op het stuurrooster moet sterker zijn om een bepaald vermogen te halen. De gebruikte balanstransformator moet van betere kwaliteit zijn bij een werking in classe AB om uitslingeringen te vermijden als de eindtrap uit geleiding gaat.
Ultra lineair schakelingMaar we zijn er nog niet wat het aantal configuraties betreft. Door speciale output transformatoren te gebruiken kan men de voordelen van de triode-eindtrap combineren met die van de pentode. Daarvoor heeft de transformator een aftapping tussen de anode-aansluiting en de plus van de voeding (middenaftapping van de balanstransformator). Het schermrooster zit dus niet op een vast potentiaal (pentode-werking), maar is ook niet verbonden met de anode (triode-werking).Deze ultra linear schakeling (soms ook distributed loading genoemd) wordt hier verder besproken. Omdat men toch met een speciale transformator moet werken is het aangeraden een type te kiezen die goed geschikt is voor de eindtrappen. Niet alle buizen zijn geschikt voor een ultra-lineairschakeling. Bepaalde buizen hebben een lagere schermroosterspanning nodig, waardoor de ultralineairschakeling niet toegepast kan worden, maar men kan we een sturing op g2 of een lokale tegenkoppeling gebruiken. De ultralineairschakeling kan zowel bij push pull configuraties als single ended configuraties gebruikt worden, maar door de vermindering van vermogen is die enkel aan te raden voor balanstrappen. |
Publicités - Reklame