-
We hebben het zojuist over videotoepassingen gehad (camera's en recorders). Op deze pagina bespreken we de fototoestellen, vanaf de eerste toestellen tot de laatste digitale fototoestellen.
Het 120 filmformaat is een rolfilmformaat dat op de markt gebracht werd in 1901. Het is één van de weinige filmformaten die nog gemaakt wordt. De film heeft een backing paper achter de pellicule. De verschillende middenformaten staan hier uitgelegd.
De gebruikte oppervlakte is groot, de beeldkwaliteit kan dus zeer goed zijn, met een nagenoeg onzichtbare korrel. De beeldkwaliteit wordt echter beperkt door de fototoestellen zelf, die zo goedkoop mogelijk gemaakt werden. In die tijd kreeg je bijvoorbeeld een gratis fototoestel bij het kopen van twee trommels waspoeder.
De bruikbare filmoppervlakte is kleiner dan bij een 24X36, de beeldkwaliteit is dus minder. De mogelijkheden om het beeld uit te snijden zorgen ervoor dat de gebruikte oppervlakte nog kleiner wordt. Deze mogelijkheid bracht de gebruikers vooral in verwarring en werd nauwelijks gebruikt. Het APS formaat wordt hier besproken.
De foto's werden op glasplaat gemaakt (dat was toen de norm in Europa). De plaat werd monochroom positief ontwikkeld en werd door transparantie bekeken (zoals een dia). Kleur was mogelijk door een filter bestaande uit gekleurde en gemengde zetmeelkorrels. Door de filter was de emulsie niet erg gevoelig en de kleine zetmeelkorrels maakten van de foto een impressionistische schilderij. De platen werden doorgaans in een projector bekeken. Nadien werd het principe ook toegepast op gewone filmemulsies in plaats van glazen platen en werd zelfs toegepast bij bepaalde bioscoopfilms. De verschillende systemen voor additieve kleurmenging komen hier aan bod. Een welbekend apparaat voor wie pasfoto's heeft moeten maken tot in de jaren 2000. Nu gebruikt men automatische machines en de beeldkwaliteit trekt op niets.
Maar het was ook mogelijk foto's in te kleuren (kleurenfoto's bestonden toen nog niet). De fotograaf was toen meer schilder dan fotograaf en had een loupe nodig om de kleine foto's bij te werken: een blauwe hemel, een lichte of donkere huidtint, een beetje gras, rode bloemen,...
De afdruk wordt dan gespoeld in een licht zure oplossing om de ontwikkeling op tijd te stoppen. De laatste fase is het fixeren, waarbij de niet ontwikkelde zilverzouten opgelost worden. Zouden die zilverzouten achterblijven, dan zouden ze zwart worden na verloop van tijd. Bij een te lange fixeertijd wordt ook het metallisch zilver opgelost, waardoor het beeld vervaagt en verdwijnt. Op een volgende pagina worden de toestellen voor geluidsopname en -weergave besproken. |
Publicités - Reklame