Het museum en de consumertoestellen
Deel II gaat over de omroep na de tweede wereldoorlog.
Men vergeet het te gemakkelijk, maar de radio is ook techniek. En vooral techniek, zou ik zeggen. Toestellen gaan defekt, vroeger meer dan nu, maar toen konden ze nog hersteld worden. Nu moet je verplicht een beroep doen op de leverancier, want service manuals bestaan niet meer, onderdelen zijn niet leverbaar (of je moet 10.000 stuks in china bestellen), printen worden ingegoten in hars zodat je die niet kan herstellen. Dit is niet enkel zo bij de radio, maar ook bij de Marine.
Rechts een buisvoltmeter voor wisselspanning. Om kleine spanningen in de orde van de volt of minder te kunnen meten zonder de kring overmatig te belasten heb je een buisvoltmeter nodig. Tegenwoordig is zelfs de meest goedkope multimeter in staat om een veel nauwkeurigere meting uit te voeren, maar waarom eigenlijk? Wie kan er nog een grid dip gebruiken?
Je wordt vriendelijk ontvangen aan de inkom: "ah! de meneer van de Marine!". Die mensen kennen er alles van, aan hun leeftijd te oordelen hebben ze vroeger nog aan een alexanderson generator gewerkt. Het voordeel van oude mensen is dat ze ongelofelijk beleefd en behulpzaam zijn in vergelijking met de jeugd van tegenwoordig (die zijn dat ook, maar enkel als het hen iets opbrengt)
Met een skoop wordt het signaal zichtbaar gemaakt zodat je de vervorming kan zien. Je kan die ook gebruiken om bijvoorbeeld de signalen in een televisie of videocamera te meten (om een radio te herstellen is het een beetje een overkill).
Als eerste televisieschermen gebruikte men trouwens oscilloscoopbuizen (met een witte fosfor in plaats van ene groene) omdat men toen niets anders had. En ook om radarbeelden te tonen tijdens de tweede wereldoorlog gebruikte men oscilloscopen.
Trouwens, van televisies en camera's gesproken, je zal niet veel zien: dit is een museum over de radio. Er is geen plaats voor televisieapparatuur. Het museum is gelegen in het radiohuis in Leuven en je moet niet afgaan op de website van het omroepmuseum: er staat hier niets over de televisie.
Op een verdwaalde image orthicon na en een paar plumbicons niets televisueels te zien. De image orthicon was de eerste opnamebuis met broadcast kwaliteit, maar de buis was zo groot dat die enkel in de studio gebruikt kon worden. Vanwege de afmetingen kon de buis niet voor uitzendingen in kleur gebruikt worden (er zijn drie opnamebuizen en veel controleapparatuur nodig). De familie vidicon, plumbicon en saticon zijn kleiner geschapen en werden wel gebruikt voor kleurenuitzendingen.
Op deze pagina wil ik vooral de consumertoestellen bespreken, en we keren even terug in de tijd. Dit is het deel van het museum waarin de oude toestellen opgeslagen worden. We beginnen met een mechanische platenspeler van het merk His Master's Voice, één van de betere toestellen uit de periode.
Er is nog geen geluidsversterking aanwezig, maar de klank is nochtans redelijk sterk, mogelijk gemaakt door de gebruikte technologie (78 toeren en sterke registratie). Met een microgroefplaat (microsillon) zou dit niet mogelijk zijn geweest.
Er wordt aangeraden het deksel te plaatsen bij het afspelen van de plaat om storende geluiden te onderdrukken. Door de specifieke constructie van de opnemer worden de krassen immers goed onderdrukt, maar ze blijven wel hoorbaar ter hoogte van de naald zelf.
De stalen naald moet trouwens na iedere plaat vervangen worden. Maar dit heeft als voordeel in vergelijking met een saffier of een diamantnaald dat de plaat nauwelijks verslijt. Vergelijk dit met de pantograaf van de trein of de tram die een sleepcontact uit zacht metaal heeft, zodat de bovenleiding niet verslijt.
Toch en radio gevonden. Het lijkt een gewone radio met FM (aparte tuner links met ECC85), ECH81, EF89. De alomtegenwoordige EABC80 heb ik niet gezien, maar wel de EM80 met vermoedelijk versleten fosforlaag.
De radio is wel uitgerust met een push pull versterker: ECC83 en tweemaal EL84 voor een vermogen van 10W (of meer, naargelang de vervorming die je kan verdragen).
Zenith was één van de betere amerikaanse merken. In de Verenigde Staten werd de lange golf (long wave) niet gebruikt, alles zat op de middengolf. Maar de radio kon ook twee kortegolf bereiken ontvangen: een bereik dat gaat van 6MHz tot 18MHz met de veel gebruikte 49-meterband, 31-meterband,... Een tweede bereik gaat van 1.6 tot 4.5MHz, een band die bij ons vooral voor communicatie met de schepen gebruikt werd.
Niets is teveel voor de mensen van het museum, op het bovenverdiep demonstreren ze met volle overgave en entousiasme de voorhistorische mengtafel (met dynamische microfoon en versterkerkast) die ze hersteld hebben en ze tonen maar al te graag hoe er in die tijd gemonteerd werd. Ze vertonen duidelijk meer vlijt dan toen ze nog werkzaam waren bij de NIR.
Ik moet eerlijk zeggen dat de mensen van het Omroepmuseum weten waarover ze praten. Want bij wie halen ze hun mosterd? Van mijnen site natuurlijk! (zonder bronvermelding, maar soit). Zelfs de underline van de link naar de cassetterecorder hebben ze laten staan. De originele tekst over de draadrecorder staat hier.
Nog een element om aan te tonen dat we te maken hebben met echte techniekers: een tuner die afgestemd staat op de middengolf. Waarschijnlijk luisteren ze naar radio Maria, want de ontvanger staat in een hoek waar de installatie opgesteld staat die gebruikt werd voor de captatie van de zondagsmis (en veel valt er anders niet meer te beluisteren op de middengolf).
Bij een verhuis verlies je vaak de AM loop en kan je niets meer op de middengolf ontvangen. Maar wat doen de mensen van het radiomuseum? Ze maken een raamantenne! Met zo'n prachtig exemplaar halen ze zelfs de paus in stereo en 3D-kleur in huis alsof de zender bij de buren zou staan.
Ik heb lange tijd in de electrobranche gewerkt, en een merk waarvan ik nog nooit gehoord heb is Cybernet. Een internet radio met een prachtige design zou je denken, behalve dat het toestel dateert van eind jaren 1970. Internet bestond toen al, maar het was een militair netwerk (arpanet) en ik denk niet dat het toen de bedoeling was muziek te streamen.
Cybernet is blijkbaar een Japans merk dat een tijdje in Duitsland geïmporteerd werd. De naam sloeg niet aan, ze waren 40 jaar te vroeg op de markt.
In de beginjaren van de radio waren de toestellen bijzonder duur en je zal in het museum veel zelfbouw toestellen vinden. In verschillende tijdschriften werden paketten aangeboden om zelf een ontvanger te bouwen. Probeer nu maar een DABplus in elkaar te knutselen! (zelfs een niet-plus toestel is niet van de poes) De technologie heeft de mens voorbijgestoken.
Een leuk ontwerp is deze platenspeler met tuner en voorversterker. Je erkent direct het design van de eerste toestellen van Quad. De versterker heeft geen bediening en zit in het meubel, Quad gebruikte in die tijd een specifieke versterker voor zijn electrostatische speakers
En wat zie ik tussen al die toestellen? Een zo goed als nieuwe ITT Schaub Lorenz SL55, de cassetterecorder die mijn ouders gekocht hebben in de jaren 1970. Ondanks zijn duits klinkende naam was het ontwerp japans, met 2SBxxx en 2SCxxx transistoren (de televisies waren dan weer van europese makelij). Een kwaliteitstoestel, moet ik zeggen: mijn ouders kochten niet veel maar als ze iets kochten moest het kwaliteit zijn. Tot halverwege de jaren 1970 hadden ze een zwart-wit televisie, terwijl gans de buurt als overgeschakeld was op kleurentelevisie. Met de kleurentelevisie hebben ze direct ook een abonnement op Coditel genomen.
Het bezoek werd gebracht tijdens een speciale dag, waar alle bezoekers welkom waren. Het is normaal dat het museum enkel op afspraak open is, en dan nog enkel voor groepen. Het is niet een traditioneel museum waar alles veilig in glazen kasten staat, maar de radiotoestellen staan gewoon in rekken en er wordt gewerkt aan bepaalde apparatuur.
Het is vanzelfsprekend dat er dan geen openingsuren zijn zoals bij een normaal museum, want er moet minstens één persoon aanwezig zijn per verdiep om diefstal en beschadiging (helaas...) tegen te gaan.
En het is tijd om terug naar huis te gaan, maar voor ik vertrek nog een korte wandeling door de stad. Het is een leuke, cosmopoliete en levendige stad, maar ik zou er niet in willen wonen, met de schoolgaande jeugd die pas gaat slapen op de schoolbanken om 8h30.
Maar niet te lang treuzelen! De teller loopt en ik moet terug naar de auto!
That's all, folks!
|