Computergeschiedenis
Numerical Artefacts Museum
NAM

0

17: kunst in de inkomhal
18: zicht vanop de brug

Er is al zoveel gebeurd in de informatica: van de eerste ponskaarten voor de volkstelling van 1890 in Amerika tot de laatste smartphones. Computers worden overal ingezet, totdat ze onzichtbaar worden: de "cloud". We zijn omgeven door computernetwerken, maar we zijn het zo gewoon dat we het niet meer merken.

Er is een evolutie van de computers: van de eerste grote computers die in universiteiten gebruikt werden tot mainframes die bij grote banken, verzekeringen, staatsinstellingen gebruikt werden. De bijkantoren konden eventueel verbonden worden met de hoofdzetel met een vaste telefoonlijn: eerst door middel van batchverwerking (alles werd op ponskaarten ingebracht, de data werd naar de hoofdzetel gestuurd en de dag nadien kreeg je een listing terug. Nadien is men overgeschakeld op time-sharing: een terminal met toetsenbord, scherm en printer die een deel van de rekenkracht van de mainframe kon gebruiken.

Maar de kleine en middelgrote bedrijven vielen uit de boot. De minicomputer moest goedkoper en kleiner worden. De rekenkracht van deze eerste minicomputers was beperkt, maar toen voldoende voor de meeste administratieve en technische taken.

En uiteindelijk hebben de we komst van de personal computer, de computer die ook betaald kan worden door een individu. De personal computer is tegenwoordig ook aan het verdwijnen: er zijn meer smartphones in omloop dan computers. De mensen moeten altijd online kunnen zijn. De kwaliteit van de aangeboden informatie gaat echter achteruit: kwantiteit primeert over kwaliteit.

De site van het museum in Namen

Hoe interessanter een museum is, hoe minder subsidies dat ie krijgt. Een museum over bier of over het eten zal heel veel bezoekers hebben, maar een technologiemuseum heelwat minder. Veel mensen zijn ook niet overtuigd dat er een museum over computers nodig is: de mensen zijn gewoon om met een computer te werken, je gaat zo'n toestel toch niet in een museum zetten?

Toch is de evolutie zo groot, dat een museum wel op zijn plaats is, juist om die evolutie te tonen. De ponskaarten zijn totaal verdwenen, terwijl vroeger alles met ponskaarten gebeurde (zelfs in de Colruyt). De capaciteit van de eerste harde schijven was zo beperkt dat je geen foto kon opslaan (mocht het mogelijk zijn geweest). En nu is ook de personal computer aan het verdwijnen.

Het museum bevat een groot aantal unieke stukken geschonken door bedrijven, vandaar dat er een klemtoon ligt op bepaalde computermerken (dit is onvermijdelijk). Het museum is ook uniek en er zijn geen equivalente musea in de buurt (en met "buurt" reken ik minstens 400km).

De computers en hun accessoires kosten toen een fortuin, voor een rekensnelheid die tegenwoordig belachelijk laag is: de computers hadden een kloksnelheid van minder dan 1MHz, een werkgeheugen van 5000 plaatsen, de opslag gebeurde op ponsbanden en misschien op magnetische banden. De huidige computers hebben meerdere kernen die elk tienduizend keer sneller werken, een werkgeheugen die een miljoen keer groter is en nagenoeg onbeperkte opslagcapaciteit (en toch is windows nog nooit zo traag geweest).

Het museum is buiten de stad van Namen gelegen en is gemakkelijk bereikbaar, er is zelfs een eigen parking. Je moet gewoon de baan tot op het einde volgen en dan zie je het gebouw. Het museum is echter gesloten als de meeste mensen tijd hebben, namelijk in 't week end.

Inhoud van deze pagina's
(min of meer in chronologische volgorde):

De hele computergeschiedenis kan niet samengevat worden tot een paar bladzijden, en ook niet tot een museum: er is zoveel gebeurd....

Ik heb het museum bezocht kort na zijn opening en opnieuw in 2021. Terwijl de plaats toen nog een groene oase aan de Samber was, wordt er nu volop gebouwd: schoolgebouwen, kantoorgebouwen, enz. Het museum zelf is in die tijd niet gewijzigd en er zijn geen tijdelijke tentoonstellingen zoals in sommige andere musea.

Hollerith kodes (ponskaarten)

De Hollerith code werd gebruikt bij ponskaarten. Op één kaart kon je 80 tekens ponsen (WORM: Write Once Read Many, al is dit laatste een modernere uitdrukking die toen nog niet bestond). 80 tekens, dat kwam toen ongeveer overeen met één regel op het papier. De kode was voorzien voor cijfers (één perforatie) en hoofdletters (twee perforaties, één in de 0, 11 of 12 regel en één in het numerisch gedeelte).

Achteraf zijn er enkele speciale tekens bijgekomen, die gebruiken drie perforaties: één in de 8-regel, één in de derde of vierde regel en een extra perforatie.

Er was dus echt geen systeem in terug te vinden, dit zijn als voorbeeld enkele ponskodes:

55
C12 3
Q11 8
W0 6
*8 4 11
,8 3 0
@8 4
-11
Grote ondernemingen hadden ponsmachines met een toetsenbord zodat de data input redelijk vlot kon verlopen, maar kleinere ondernemingen moesten het stellen met handponsmachines waarbij men manueel de kaart moest ponsen. De "S" is de overgang naar de volgende kolom. Om een spatie aan te geven werd er niets in die kolom geponsd.

Computers gebruikten de EBCDIC codering, gebaseerd op de ponskaarten. Sorteren was niet eenvoudig, want er lagen speciale tekens tussen de letters door. Men is overgestapt op de ASCII codering van zodra men de ponskaarten overboord kon gooien. Vertaling van EBCDIC naar ASCII en omgekeerd waren problematisch, want beide tabellen hadden eigen symbolen en regels. De EBCDIC bevatte ook kodes voor speciale functies, zoals het doen oplichten van een console lamp, enz.

Publicités - Reklame

-