Hoofdindex » Pictures » Oorlog » Minesweeper Ocean II
MSO
Nederland en België
Minesweeper Ocean
-

-

Deze pagina is een vervolg op de pagina over de belgische en nederlandse MSO's. Het is aangeraden deze pagina eerst te raadplegen.

De Mercuur, de nieuwe naam van het schip nadat het omgebouwd werd tot torpedowerkschip, is gelegen in het droogdok van Perry in Vlissingen, niet ver van de Westerschelde. Het is een mooie wandeling om eens tot aan de Schelde te gaan.



De Mercuur werd niet in zijn oorspronkelijke staat ingericht (als mijnenveger), maar als een soort tussenvorm, waar er informatie gegeven wordt over het vernietigen van de mijnen, over de nederlandse duikboten, de torpedo's,... Met zo'n compromis gaat je onmogelijk iedereen gelukkig maken en in de zomer heb je de onvermijdelijke muggen en zifters, maar ik denk dat dit de beste oplossing is.



Het gedeelte over de minesweeper periode is gelegen op het achterdek van het schip. Dit is een zogenaamde "sounder", een boei die achter het schip gesleept werd en uitgerust was met een motor met een onbalans. De motor veroorzaakte zodanige trillingen dat alle accoustische mijnen in de buurt tot ontploffing werden gebracht.

De Nederlanders hebben de MSO's nauwelijks gebruikt, de Belgen hebben de schepen aangepast tot MHSO (Mine Hunter Sweeper Ocean) waarbij de mijnen met de sonar eerst opgespoord werden. De belgische schepen bleven in gebruik tot ver in de jaren 1980.



Nu dat we toch bezig zijn over zeemijnen: dit zijn de spoelen in het schip om de magnetische verstoring van de mijnenveger of -jager ongedaan te maken. Men stuurt een stroom door de spoelen om een omgekeerd magnetisch veld op te wekken zodat de verstoring niet meer meetbaar is.



Vroeger werd er ook aan "deperming" gedaan: dat is het neutraliseren van het permanent magnetisme van het schip. Het schip krijgt langzamerhand een magnetisatie onder invloed van het aards magnetisch veld. Zelfs al wordt er zo weinig mogelijk metaal gebruikt in het schip, sommige onderdelen moeten uit staal gemaakt worden. Deperming was vroeger voldoende om het schip veilig te maken maar voldoet nu niet meer.

Alle militaire schepen moeten een degaussing installatie hebben, maar die van de mijnenvegers en -jagers moet meer performant zijn omdat de schepen de mijnen moeten opsporen en neutraliseren.

De indicator loops werden gebruikt om de doorgang van schepen (en in het bijzonder onderzeeboten) te signaleren. Ze werden op het einde van de tweede wereldoorlog in gebruik genomen om de haven van Antwerpen te beschermen.



Na een lange conserveringsperiode werd de Mercuur aangepast als torpedowerkplaats. Het schip moest afgevuurde torpedo's opsporen en opnieuw gebruiksklaar maken. Het schip maakte eigenlijk deel van de onderzeeboten van Nederland. Links een apparaat om de torpedo's in te stellen, het moet gebeuren voordat de torpedo afgevuurd werd.



De Mk48 is een relatief moderne torpedo (het wordt nog steeds in een verbeterde uitvoering gebruikt). Het gebruikt Otto-II brandstof, een giftig produkt. Nadat de torpedo opgepikt wordt moet de motor, de leidingen en het reservoir gereinigd worden en dan opnieuw gevuld worden zodat de torpedo weer klaar voor gebruik is.



Een torpedo (maar ook een zeemijn) die onder een schip ontploft kan aanzienlijke schade aanrichten. Een fregat wordt in tweeën gebroken en zinkt binnen enkele minuten. Terwijl men vroeger de torpedo tegen het schip liet ontploffen om een gat in de romp van het schip te maken, laat men nu de torpedo juist onder het schip ontploffen. Door de enorme drukgolf breekt het schip zomaar in tweeën. De torpedo's kunnen ook gebruikt worden tegen vijandelijke onderzeeboten.



Omdat het schip als "auxiliary" schip gebruikt werd voor de onderzeeboten had het ook een dokterscabinet met tandaartspraktijk aan boord.



We stappen nu over op de electronische apparaten die gebruikt werden voor de navigatie. Deze hulpmiddelen zijn beschikbaar op alle schepen, ook de burgerschepen.

De gyrocompas geeft het geografisch noorden aan. Het is een redelijk complex apparaat die doorgaans midden in het schip geplaatst worden zodat die minder hinder ondervindt van de slingeringen van het schip. Er is meer informatie over de gyrocompas (twee pagina's). Rechts van de gyro zie je de versterkers (repeaters) die het signaal doorsturen naar de verschillende aanduiders in het schip.



De gyro kan de positie van een schip niet aangeven, daarvoor gebruikt men sinds de tweede wereldoorlog hyperbolische navigatie en trilateratie. De meest bekende apparaten waren de Decca en Loran. Tegenwoordig heeft iedereen zo'n apparaat op zak: de GPS is ook gebaseerd op de hyperbolische navigatie, maar zonder de bekende kaarten met de gekleurde hyperbolen.



Een ander apparaat uit die tijd is de radar. Het radarscherm had toen een kap om de weinig zichtbare echo's toch te kunnen zien. Er was toen nauwelijks electronische bewerking van het signaal en het was moeilijk schepen te onderscheiden tussen de echo's van de golven. Tegenwoordig gebruikt men filters om deze storende echo's weg te werken, maar in die tijd was dat niet mogelijk.



De log is een laatste apparaat die gebruikt werd voor de navigatie. Het geeft de afgelegde weg weer, echter niet absoluut, maar ten opzichte van het water. Er werden in de loop der jaren verschillende systemen gebruikt: de oorspronkelijke log was een stuk hout dat overboord gegooid werd. Met een touw met knopen kon men de snelheid van het schip schatten (vandaar ook de naam "knoop" als men de snelheid van het schip aangeeft).

Een volgend systeem gebruikte een propeller en een teller aan boord. Men kon eigenlijk ook de eigen propeller gebruiken als er niet veel wind was (en het schip geen variabele pitch had). Tijdens de tweede wereldoorlog gebruikten de duitsers de rotatiesnelheid van de propeller van de target om zijn snelheid te bepalen en de torpedo's te richten.

Deze log gebruikt een pitot-buis met een opening gericht naar de boeg van het schip. De druk op de opening werd vergeleken met de druk op een tweede buis (hydrostatische druk). Door het drukverschil kon men de snelheid van het schip berekenen.

Tegenwoordig gebruikt men ultrasone transducers die de watersnelheid onder het schip effectief meten, maar daarmee kan men niet de echte snelheid van het schip meten (speed over ground): enkel de GPS kan een absolute snelheid geven.

Maar de Mercuur is een museumschip en de asbestverwijdering en de restauratie werden grotendeels betaald door het leger. Het is dan ook niet verwonderlijk dat je ergens een zaal zal vinden met informatie over het leger, en in het bijzonder de mariniers.



Er is ook een zaal voorbehouden voor de behandeling van het hout. Omdat er ondertussen veel aan het schip veranderd is geweest zijn er op bepaalde plaatsen foto's gehangen hoe het schip er in werkelijkheid uitzag toen het in ontvangst werd genomen in 1954.



Mijnenjagers en -vegers hebben een platte bodem om een beperkte signatuur te hebben (een beperkte magnetische signatuur en een beperkte drukgolf als het schip aan het varen was) maar dat betekent ook dat het schip ferm gaat slingeren bij woelige zee. Het leven was dan niet zo aangenaam aan boord.

Na de nodige proefvaarten en testen (wij zouden dat nu SAT noemen: Sea Acceptance Tests) ging het schip naar Nederland, waar het 16 jaar in conservatie werd gehouden.

Het schip werd dan uit de mottenballen gehaald en opgefrist om gebruikt te worden als ondersteuningsschip voor de nederlandse duikboten.

Publicités - Reklame

-